Wat is de betekenis van Ablegen?

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Ablegen

leggen; neerleggen; afleggen; uitdoen (kleren); jongen werpen; distribueren (letters); afleggers poten; Eier ablegen, eieren leggen; den Mantel ablegen, de jas, de mantel uitdoen; die Post ablegen, de post afleggen, in mappen opbergen.

Gerelateerde zoekopdrachten