Wat is de betekenis van abdiceren?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Abdiceren

abdiqueren (abdiceerde, heeft geabdiceerd), (<Fr.), afstand doen van (kroon, ambt of goederen).

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

abdiceren

abdiceren - Werkwoord 1. (inerg) afstand doen van de troon, aftreden als vorst Op 28 januari 2013 maakte koningin Beatrix bekend dat ze zou gaan abdiceren. Woordherkomst afgeleid van het Franse abdiquer (met het achtervoegsel -eren)

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Abdiceren

(abdiqueren) aftreden; afstand doen van

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

abdiceren

geabdiceerd (Lat. abdicare): afstand doen van kroon, waardigheid, goederen enz.; ook, (Fr.) abdiqueren.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

abdiceren

('se.'rən) (abdiceerde, heeft geabdiceerd) [Lat. abdicare] vrijwillig afstand doen.

2025-07-24
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

abdiceren

abdiceren leenwoord, volksetymologie Zie: abdicatie

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)