Wat is de betekenis van Aasjäger?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aasjager

m. (-s), spotnaam voor een jager die, door te ver te schieten, veel wild nutteloos treft dat dan niet gevonden wordt, maar in het jachtveld blijft liggen rotten; — schietlustig jager die halfwassen wild doodt.

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

aasjager

(1914) (jagers) zie citaat. • Aasjager: iemand die door slordig te schieten, veel wild verloren doet gaan, en die het aangeschoten wild niet behoorlijk opspoort; ook: een jager, die uit schietwoede, halfwassen wild schiet. (Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)

2025-07-23
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Aasjäger

aasjager.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aasjager

('a:s) m. (-s) Spot. Jager die door te ver te schieten veel wild nutteloos treft, dat dan blijft liggen rotten.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Aasjager

AASJAGER, m. (-s), (jag.) (spott.) jager die, door te ver te schieten, veel wild nutteloos treft dat dan niet gevonden wordt, maar in het jachtveld blijft liggen rotten; — (ook) schietlustig jager die halfwassen wild doodt.

Gerelateerde zoekopdrachten