Aanschouwen
(aanschouwde, heeft aanschouwd), zien, met de ogen waarnemen (in verheven stijl); — het levenslicht aanschouwen, geboren worden; — het daglicht zal hij wel niet meer aanschouwen, van nacht zal hij wel sterven; — ten aanschouwen van (niet aanschouwe, vgl. ten aanzien, ten overstaan), in tegenwoord...