Wat is de betekenis van aankleef?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aankleef

m., alleen in met den aankleve van dien, met al wat er toe behoort, er bij komt, er betrekking op heeft.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aankleef

aankleef - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleven ♢... dat ik aankleef

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aankleef

m.: in de zegsw. met den aankleve van, met alles, wat er toe behoort; de schoonmaak met den aankleve van dien.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aankleef

('a:n) alleen in de uitdr. : met den zie: aankleve van.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aankleef

Aankleef - m. (veroud.) toevoegsel, aanhoorigheid; - met den aankleve van dien, met al wat ertoe behoort, erbij komt, er betrekking op heeft.