Wat is de betekenis van aalelger?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aalelger

m. (-s), (tautologische vorm naast elger, waarin el uit aal is ontstaan), een soort aalschaar, gebruikt in Overijsel; ook trekelger genoemd.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aalelger

I. aalelger, m. -s (tautologie: aal + elger [= aalgeer]); z. aalgeer en elger. II. aalelger, m. -s (ontwikkelingsstadium van een aal: glasaaltje).

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aalelger

('a:l) m. (—s) = elger. aalfuik v. (-en) fuik voor de aalvangst. aalgeer m. (...geren) Veroud. elger. aalglad bn. en bw. 1. zo glad als een aal. 2. slim.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aalelger

aal'elger [tautologische vorm naast elger, waarin el uit aal is ontstaan], m. (-s), een soort aalschaar, gebruikt in Overijssel, ook trekelger genoemd.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aalelger

Aalelger - m. (-s), (verkeerde vorm voor elger, waarin el uit aal is ontstaan), een soort aalschaar in het Noorden van Overijsel, ook trekelger genoemd; hij is van grooter afmeting dan de aalschaar, heeft circa 20 tanden van verschillende lengte en wordt voornamelijk gebruikt om onder het ijs te visschen.

Gerelateerde zoekopdrachten