Aalelger
m. (-s), (tautologische vorm naast elger, waarin el uit aal is ontstaan), een soort aalschaar, gebruikt in Overijsel; ook trekelger genoemd.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), (tautologische vorm naast elger, waarin el uit aal is ontstaan), een soort aalschaar, gebruikt in Overijsel; ook trekelger genoemd.
M. J. Koenen's (1937)
I. aalelger, m. -s (tautologie: aal + elger [= aalgeer]); z. aalgeer en elger. II. aalelger, m. -s (ontwikkelingsstadium van een aal: glasaaltje).
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('a:l) m. (—s) = elger. aalfuik v. (-en) fuik voor de aalvangst. aalgeer m. (...geren) Veroud. elger. aalglad bn. en bw. 1. zo glad als een aal. 2. slim.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
aal'elger [tautologische vorm naast elger, waarin el uit aal is ontstaan], m. (-s), een soort aalschaar, gebruikt in Overijssel, ook trekelger genoemd.
J.H. van Dale (1898)
Aalelger - m. (-s), (verkeerde vorm voor elger, waarin el uit aal is ontstaan), een soort aalschaar in het Noorden van Overijsel, ook trekelger genoemd; hij is van grooter afmeting dan de aalschaar, heeft circa 20 tanden van verschillende lengte en wordt voornamelijk gebruikt om onder het ijs te visschen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: