Beknopt kerkelijk handwoordenboek

M.C. Nieuwbarn O.P. (1910)

Gepubliceerd op 19-06-2025

Drievuldigheid H.

betekenis & definitie

H. Drievuldigheid, het gronddogma van het christendom, leert

1. dat de ééne, goddelijke Natuur of Zelfstandigheid onderscheiden (niet: gescheiden) is in drie goddelijke Personen: den Vader, den Zoon, den h. Geest. Hoewel de goddelijke Personen onderscheiden zijn, is de goddel. Natuur niet gedeeld, maar is geheel in elken Persoon: één goddel. Natuur dus, één God in drie onderscheidene Personen, onscheidbaar vereenigd. Alle drie Personen bezitten dus dezelfde, goddel. volmaaktheid, daar Zij één en dezelfde God zijn.
2. De onderscheiding: de Vader wordt niet voortgebracht; de Zoon komt voort van den Vader, (door het goddelijk begrijpen van den Vader: vandaar de naam voor den Zoon van „het Woord”, hetgeen hier het goddelijk begrijpen beteekent); de h. Geest heeft zijn oorsprong in den Vader en den Zoon (door het goddelijk beminnen van Beiden).
3. Al wat God naar buiten, d.i., buiten zichzelven voortbrengt (b.v. de schepping), is het werk der Godheid: der drie goddel. Personen. Toch worden sommige werken en eigenschappen op bizondere wijs aan een der drie goddel. Personen toegekend of toegeschreven: aan den Vader, de almacht (schepping), aan den Zoon de wijsheid (wereldbestuur), aan den h. Geest de liefde (heiliging, genadegaven).
4. De Tweede Persoon der h. Drievuldigh., God de Zoon dus, heeft alleen de menschelijke natuur aangenomen; de Vader en de h. Geest hebben in dit goddelijk mysterie der Menschwording en Verlossing medewerking verleend.
5. Het geheele kerkelijk leven berust op dit Geheim van ons geloof: de geloofsprediking der Apostelen, de Martelaren, de h. Vaders, het kruisteeken, de slotformulieren der kerkel. gebeden en zegeningen enz.
6. Voor de uitbeelding der drie goddel. Personen in de kunst, zie men de ikonografie over „de Godheid” in „het Roomsche kerkgebouw”.

Zie: Jezus.

< >