Gepubliceerd op 04-05-2021

Nationaal ballet, het

betekenis & definitie

De oprichting en de ontwikkeling van het grootste Nederlandse balletgezelschap is niet los te zien van de geestelijke moeder Sonia Gaskell en de balletgroepen die onder haar leiding, als directe voorlopers van dit gezelschap kunnen worden beschouwd. Sonia Gaskell, die zich in 1939 in Nederland vestigde, zag tijdens en vlak na de oorlog het tij van de modern-Europese dans (zoals die door Mary Wigman en Rudolf von Laban ontwikkeld was) keren ten gunste van het klassieke ballet.

Zeker na de bevrijding bleek dat er grote weerstand bestond tegen alles wat Duits was of als zodanig werd beschouwd. Nederland begon tevens steeds meer belangstelling te krijgen voor het klassieke ballet. Aangezien Nederland geen ballettraditie meer kende sinds het einde van de negentiende eeuw, begreep Gaskell dat men van de grond af aan moest beginnen. Zij opende een eigen balletstudio en richtte een kleine balletgroep, Ballet Studio 45, op toen zij over een aantal nog niet volmaakte, maar wel getalenteerde dansers beschikte. Het gezelschap gaf kleine voorstellingen en demonstraties met werken van Sonia Gaskell, maar door het ontbreken van een gezonde financiële basis, heeft het slechts een half jaar bestaan. Toch was Gaskell erin geslaagd om door lezingen en demonstraties de aandacht van pers, publiek en overheid te trekken.

In 1947 begon zij opnieuw een balletgroep, nu groter van opzet. Deze groep, Ballet Recital, hield het vol tot 1954. Ook dan was de ongezonde financiële basis reden tot ontbinding. Gaskell had zich toen echter al een vaste plaats in de Nederlandse balletwereld weten te veroveren. Aanvankelijk waren de meeste werken door haar zelf gemaakt. Het repertoire toonde inmiddels echter namen van internationaal bekende koreografen die Gaskell naar Nederland had kunnen halen door de goede contacten die zij in haar Diagilev-periode had gelegd.

De gedachte aan de vorming van één nationaal ballet die al direct na 1945 was ontstaan bij Gaskell en de pers, maar ook bij anderen die een eigen balletgezelschap hadden opgebouwd, zoals Françoise Adret en Masha ter Weeme, begon nu ook bij de overheid vorm te krijgen. Men zou trachten het danstalent te bundelen en de subsidiegelden doelmatiger en overzichtelijker te besteden. Op last van de overheid werd een commissie in het leven geroepen. Deze bestond uit Kurt Jooss en Arnold Haskell. Ze moest onderzoeken welke mogelijkheden er waren om een nationaal ballet te vormen en wie de meest geschikte kandidaat voor de leiding ervan zou zijn. Sonia Gaskell werd als de enig mogelijke kandidate aangewezen.

Dit onderzoek wekte veel weerstanden op bij de overige gezelschappen en de overheid zag in dat een geforceerd samengaan op niets zou uitlopen. Wel werd het nu duidelijk dat alleen het gezelschap van Sonia Gaskell de overheidssubsidie waard was. Hierbij werd de overheid beïnvloed door de pers die ten koste van alles Sonia Gaskell de hand boven het hoofd wilde houden. Het verhoogde aanzien van Gaskell en haar gezelschap leidde tot de oprichting van het Nederlands Ballet in 1954. In de periode die toen aanbrak zou het prestige en het niveau van dat gezelschap zeer snel stijgen. Men stelde een breed internationaal repertoire samen uit de beste voorbeelden van de klassieke en moderne balletkunst.

Dat liep van de Luimen van Cupido en de balletmeester uit 1786, via de avondvullende klassieke balletten zoals Giselle, La Sylphide en Zwanenmeer tot de hedendaagse danskunst van een Balanchine, Carter, Skibine, Lifar, Lichine en Taylor. Tevens werd het koreografische talent binnen het eigen gezelschap gestimuleerd en konden Rudi van Dantzig, Aart Verstegen, Conrad van de Weetering en Jaap Flier hun werken aan het publiek presenteren. Zo was men bezig met vernieuwing, maar ook met de ‘museumfunctie’ (bewaren en overleveren van klassiekers) die een dergelijk breed opgezet gezelschap kan bieden. In 1959 kwam het echter tot een conflict tussen Sonia Gaskell en een deel van de dansers. Men wilde meer inspraak in het artistiek beleid en de weigering van Gaskell een aantal van haar taken te delegeren wekte irritatie. Een ultimatum van de dansers aan Gaskell leidde tot het ontslag van de meeste solisten alsmede van de zakelijke leider, Carel Birnie en de balletmeester Benjamin Harkarvy.

Samen richtten ze het Nederlands Dans Theater op. De grote bres die op deze wijze in het gezelschap werd geslagen, vulde Gaskell op door buitenlandse dansers te engageren en de jongere dansers uit de groep tot solist te bevorderen. Dat bracht overbelasting van vele dansers mee. De overheid had inmiddels besloten tot de fusie van het Nederlands Ballet met het Amsterdams Ballet over te gaan, om gevolg te geven aan de in 1954 uitgesproken wens één nationaal balletgezelschap in Nederland te vormen. Wanneer men dacht dat het Nederlands Dans Theater slechts een kort leven zou beschoren zijn wegens het ontbreken van overheidssubsidie, kwam men bedrogen uit daar de gemeente Den Haag die taak op zich nam. Zo bestonden er bij de oprichting van het Nationaal Ballet o.l.v. Sonia Gaskell in 1969 toch nog tweegrote balletgroepen, afgezien van het Scapino Ballet dat een geheel andere functie vervulde. Wel voelde een aantal van de weggelopen dansers dat ze bij het Nationaal Ballet beter tot hun recht kwamen dan bij het moderner georiënteerde Nederlands Dans Theater en men bereikte dat ze zich weer onder de leiding van Sonia Gaskell wilden stellen.

Met ruimere middelen kon nu de lijn van vernieuwing en verbreding van het repertoire worden voortgezet en in nog ruimere mate kon aandacht aan de ‘museumfunctie’ worden geschonken. Het gezelschap verkreeg internationale bekendheid zowel door de snelle stijging van het niveau van de dansers als door het bijzonder grote repertoire waar men over beschikte. Toch bleek de persoonlijkheid van Gaskell steeds weer te botsen met die van de anderen uit haar omgeving. Men trachtte dit in 1965 op te vangen door Rudi van Dantzig en Robert Kaesen op te nemen in de artistieke leiding. Dat dit slechts een formaliteit was bleek uit het feit dat Gaskell nog steeds de dingen in eigen hand hield. Hoewel door niemand gewenst en te voorzien, leidde dit in 1968 tot een uitbarsting naar aanleiding van de instudering van het ballet Doornroosje door de Poolse koreograaf Rrzewiecki en de ontwerper Panckewietz.

Gaskell trachtte de uitvoering van het werk te verhinderen of althans drastisch te wijzigen, maar Rudi van Dantzig en Robert Kaesen waren het daarmee niet eens. Het resultaat was dat Gaskell plotseling naar Parijs vertrok om niet meer terug te keren. In 1969 wist men haar echter te overhalen om in Amsterdam officieel afscheid te komen nemen. De leiding lag toen in handen van Rudi van Dantzig en Robert Kaesen, maar de laatste nam in 1970 ontslag om zich gemakkelijker te kunnen bewegen als free-lance koreograaf. Zo kwam de leiding tenslotte in handen van Rudi van Dantzig. Hij stond voor een bijzonder zware taak daar Gaskell zich eigenlijk onmisbaar had weten te maken.

Toch slaagde van Dantzig er wonderwel in en luidde hij wederom een nieuw tijdperk in. Het accent is sinds die tijd namelijk sterk op perfectionering en esthetisering gaan liggen. Rudi van Dantzig, Toer van Schayk en de inmiddels aangetrokken Hans van Manen tonen zich buitengewoon creatieve en produktieve koreografen en weten de naam van het gezelschap in binnen- en buitenland te bevestigen. Zo heeft het Nationaal Ballet zich ontwikkeld tot zeer belangrijke hoeksteen van de Nederlandse balletcultuur. Vrijwel alle aspecten van de danskunst zijn er in verenigd.

Zie ook: Nederland, ballet in. Bert Westra

< >