Geboren Leipzig 1903, overleden Hannover 1975. Begon haar dansstudie bij Dalcroze en bekwaamde zich verder bij Mary Wigman en Victor Gsovsky.
Debuut als solodanseres in 1923. Ze gaf dansrecitals met Harald Kreutzberg van 1926 tot 1932. Ze was balletmeesteres te Gera van 1925 tot 1926 en te Hannover van 1926 tot 1931. In 1932 werd ze door de Amsterdamse Wagnervereniging uitgenodigd om een aantal koreografieën te maken. Ze vestigde zich in Nederland en richtte in 1936 een eigen balletgezelschap op onder de naam Balletten Yvonne Georgi. Hiernaast vormde ze gedurende enige tijd ook een kleine groep, het Almira Ballet, dat optrad in revues en cabarets ter verluchtiging van de financiële lasten.
Ze stichtte ook een school in Amsterdam. Veel van de huidige balletpedagogen en voormalige dansers zijn hun carrière bij Georgi begonnen. Georgi was een begaafd kunstenares met veel gevoel voor theater. Zij zocht naar een synthese van de modern-Europese dans en het klassieke ballet. Ze deed herhaaldelijk een beroep op Nederlandse componisten en ontwerpers. Tijdens de Duitse bezetting werkte ze met haar gezelschap door tot 1944, hetgeen haar na de oorlog erg kwalijk werd genomen.
In 1951 keerde ze naar Duitsland terug waar zij de leiding op zich nam van het Opera Ballet van Hannover. Zij was er bovendien professor aan de Musik-Hochschule. Beide functies vervulde zij tot aan haar dood. Tot haar belangrijkste werken voor Nederland behoren: Diana (1936), Coppélia (1936), Festive Dances (1936), Prometheus (1939), Le Tricorne (1939), Demeter (1943), Sylvia (1943) en de Catulli en Carmina Burana (1944). Georgi werd na de oorlog in Duitsland onderscheiden met het Grootkruis van Verdienste. Zij was gehuwd met de Nederlandse musicoloog L.M.G. Arntzenius.
