Gepubliceerd op 04-05-2021

Ballet van de xxste eeuw

betekenis & definitie

Belgische balletgroep onder leiding van Maurice Béjart, in i960 te Brussel opgericht en gehuisvest in de Koninklijke Muntschouwburg.

Op het einde van de jaren vijftig begon in België de autonome balletkunst definitief door te breken. Vooral de Brusselse Muntschouwburg was op dat moment het centrum van de balletactiviteit, dank zij de komst van Franse koreografen als Nicolas Zwereff en Jean Jacques Etchevery. Het succes en de geweldige opgang van het Ballet van de XXste Eeuw in Brussel zijn mede daardoor te verklaren.

In de zomer van 1959 werd Maurice Huisman door het schepencollege van Brussel aangesteld als directeur van de Muntschouwburg. Huisman veranderde op grondige wijze de toestand van de Munt. De dansgroep die onder Etchevery opbloeide, was in verval geraakt en niet meer in staat een spektakel op touw te zetten. Het balletgezelschap werd grondig hervormd en gegroepeerd rond twee sterdansers van de bestaande groep: Dolores Laga en André Leclair. Huisman had een kleine Engelse groep, het Westend Theatre Ballet, opgemerkt tijdens het zomerfestival te Oostende. De groep werd aangeworven en aangevuld met free-lance dansers.

Op dat ogenblik verkeerde Maurice Béjarts balletgroep, het Ballet Théâtre de Paris, in financiële moeilijkheden. Béjart was met zijn troep al in Brussel opgetreden op de wereldtentoonstelling van 1958 en in Luik. Zijn project Le Sacre du Printemps van Igor Stravinsky in een geheel nieuwe versie op te voeren, viel samen met Huismans plannen. Het denderende succes van deze Sacre du Printemps op 8 december 1959 zou de basis leggen voor het Ballet van de XXste Eeuw. Tegelijk met Huismans nieuwe benoeming, begin i960, kwam het Ballet van de XXste Eeuw tot stand. Na meer dan vijftien jaar blijft Le Sacre du Printemps trouwens een van Béjarts beste werken,

zeer homogeen, geen bijzondere filosofische complicaties, zuivere en geladen dansbewegingen.

Het Ballet van de XXste Eeuw streeft volgende belangrijke doelstellingen na:

- De behoefte aan een internationaal geïnspireerde dansformatie, hiervoor engageert men zeer veel buitenlandse dansers. Tijdens de voorstellingen van De negende symfonie waren meer dan vijfentwintig nationaliteiten op het podium verenigd. Ook onderneemt de groep regelmatig wereldtournees. Er wordt gewerkt aan een gemiddelde van ongeveer zes maand in België en zes maand op tournee in het buitenland. Wanneer ze in België zijn, treedt het Ballet van de XXste Eeuw het meest op te Brussel, in de Koninklijke Muntschouwburg, in het Koninklijk Circus en in de grote zaal van Vorst Nationaal.
- De reorganisatie van de interne structuur van het gezelschap. Hiervoor werd de traditionele hiërarchie afgeschaft en slechts twee rangen bleven behouden: corps de ballet en solisten.
- Gelijkschakeling in aantal en functie van mannelijke en vrouwelijke dansers, hetgeen meteen een stijlwijziging tot gevolg zou hebben. Om zijn interesse voor de mannelijke danser duidelijk te maken, creëerde Béjart in maart 1971 een pas de deux voor twee dansers: Lieder eines Fahrenden Gesellen. Hiervoor deed hij een beroep op niemand minder dan Paolo Bortoluzzi en Rudolf Noerejev. Men mag aannemen dat mede dank zij deze pas de deux de publieke opinie in België t.o.v. de mannelijke danser verbeterd is.
- Er wordt regelmatig een beroep gedaan op beroemde gastartiesten. Bovengenoemde Noerejev is er een van. In 1976 kwam Maja Plissetskaja, ballerina van het Russische Bolsjoi Ballet, naar Brussel om de rol van de enige vrouw in Béjarts Bolero te dansen.

Om de continuïteit van het Ballet van de XXste Eeuw te verzekeren en om dansers te vormen in de geest van de produkties van Béjart, werd in 1969 te Brussel een internationale school voor dramatische kunst gesticht: Mudra of het Centrum voor Hogere Opleiding en Navorsing voor Theatervertolkers. De leiding ervan werd eveneens aan Maurice Béjart toevertrouwd. Uit deze school, die bedoeld is om de mogelijkheden van het totaalspektakel uit te testen, put het Ballet van de XXste Eeuw gedeeltelijk haar leden. De studenten worden ook ingezet als figuranten in de grote produkties.

In 1974 bestond het Ballet van de XXste Eeuw vijftien jaar. Dit feit werd gevierd met een volledige balletmaand te Brussel. Naast verschillende creaties werden ook reprises van de belangrijkste balletten uit het repertoire opgevoerd. Er werd een tentoonstelling ingericht en elke dag waren er voorstellingen, diaprojecties en films over het Ballet van de XXste Eeuw.

Begin april 1976 stelde men een nieuw balletgezelschap voor: Yantra. Deze groep, die evenals het hoofdgezelschap onder leiding van Maurice Béjart kwam, legt zich toe op meer experimentele programma’s met een beperkt aantal dansers. Het kwam al tot koreografische samenwerking tussen beide groepen, o.a. in Le Molière Imaginaire in 1976. Het is ook binnen deze groep dat jonge koreografen een kans krijgen.

Maurice Béjart is reeds achttien jaar de voornaamste koreograaf van het Ballet van de XXste Eeuw en hij bepaalt ook de algemene lijn. Hij schiep trouwens zelden werken voor andere groepen. Koreografen die ook aan bod kwamen bij het Ballet van de XXste Eeuw, zijn: Milko Sparemblek, Leonide Massine, Anton Dolin, Janine Charrat, Aurel Milloss, George Balanchine. Ook wordt aan enkele dansers uit het gezelschap de mogelijkheid geboden voor de groep te werken. Zo kwam b.v. Misha Van Hoecke de laatste jaren fel naar voren.

De algemene stijlevolutie van de produkties van het Ballet van de XXste Eeuw is het best te omschrijven als een overgang van zuiver ballet (Sacre du Printemps, 1959; Bolero, 1960), over een Oosters getinte dansvorm (Bakhti, 1968; Golestan en Le jardin des roses, 1973), naar grote totaalspektakels (I Triomfi del Petrarca, 1974; Notre Faust, 1975; Le Molière Imaginaire, 1976). De kritieken die hierover meestal geuit worden door balletliefhebbers zijn: het gebrek aan koreografische inhoud en een toenemende afwijking van de zuivere balletvorm.

Wat de vorm betreft, blijven Béjarts produkties grotendeels gebonden aan de klassieke techniek, weliswaar verruimd en verrijkt met houdingen en nieuwe passen van de koreograaf. Hierdoor schiep Béjart zijn vorm van neoklassiek ballet. Om zijn stijl te vervolmaken deed hij eveneens een beroep op de verworvenheden van de Centraaleuropese school (de bewegings- en uitdrukkingsleer van Laban en Jooss) en de hedendaagse stromingen uit Amerika (Martha Graham, José Limon, Jerome Robbins). Algemeen zegt men dat het vloeiende van de klassieke techniek bij Béjart bruusk en hoekig wordt, dat de soepele port de bras krampachtig wordt. De ‘krabhouding’ van hem is bekend.

Naar inhoud stoffeert Béjart zijn balletten met hedendaagse problemen en hij volgt steeds de actualiteit. Dikwijls doet hij een beroep op de Duitse cultuur: Nietzsche, Brecht en Wagner, de grote baanbreker voor het totaalspektakel. Later kwam daar ook de Oosterse invloed bij.

Buiten de reeds genoemde balletten, zijn de volgende nog belangrijk: Romeo en Julia (1966), Messe-pour le Temps présent (1967), Baudelaire (1968), De vuurvogel (1970), Nijinski, Clown de Dieu (1971), Stimmung (1972), Le Marteau sans Maître (1973), Pli selon Pli (1975).

De voornaamste dansers uit de groep waren en zijn: Tania Bari, Patrick Belda, Paolo Bortoluzzi, Germinal Casado, Jorge Donn, Niklas Ek, Suzanne Farrell, Maia Gielgud, Daniël Lommel, Ivan Marko, Jan Nuyts, Rita Poelvoorde, Laura Proença, Duska Sifnios, Patrice Touron, Victor Ullate.

Over het Ballet van de XXste Eeuw kunnen we als volgt besluiten :

- Het is de eerste zelfstandige, Belgische balletgroep.
- De groep wordt geleid door een van de best aangeschreven koreografen van de wereld.
- Béjart heeft ook een duurzame bijdrage geleverd tot het ballet in België en dansers gevormd die elders in het land het ballet beïnvloeden (o.a. André Leclair bij het Koninklijk Ballet van Vlaanderen en Jorge Lefèbre bij het Ballet Royal de Wallonie).
- Béjart en zijn groep hebben het ballet naar de grote massa gebracht.

< >