(de; g.mv.) 1 AL - kunst van iem. die voor publiek toeren van lenigheid en kracht vertoont, bv. koorddanser, kunstenmaker.
2 AG - het individueel of in teams beoefenen van grond- of vloeracrobatiek (acrogym) of luchtacrobatiek, met oefeningen, elementen en bewegingen waarbij de voeten over het hoofd gaan en niet teruggeplaatst worden en/of waarin spectaculaire toeren en technieken met vluchtelementen zijn opgenomen.
• Acrobatiek is geen sport, of toch wel? Technieken uit de acrobatiek zijn overgewaaid naar de ritmische gymnastiek, wat tot het ontstaan van de wedstrijdsport acrogym heeft geleid. Maar hoewel acrobaten fysieke prestaties leveren die niet onderdoen voor die van een turner, is het ontbreken van een wedstrijdelement juist typerend voor de acrobatiek. Daarom zeggen kunstredacties ook vaak dat acrobatiek onder sport valt, terwijl sportredacties precies het omgekeerde zeggen. (VOLKS)
• Luchtacrobatiek heeft zich tot een zelfstandige gymdiscipline ontwikkeld: spectaculaire en adembenemende acts hoog in de lucht, zwaaiend en vliegend van en naar trapezes, en hangend aan tissu’s (doeken), touwen, grote ringen en andere materialen. Ex-topturster Renske Endel is bijvoorbeeld na haar succesvolle turncarriere een tweede gymleven begonnen als luchtacrobate. (THEBE)
3 GY - onderdeel van een wed- strijdoefening in diverse gymdiscipli- nes, bv. een serie sprongen in een vloer oefening of bij het tumblingspringen, die snel achter elkaar gedaan worden en samen een bepaalde waarde opleveren (de serie is dan het element, de sprongen zijn de deelelementen).
Herkomst: van Gr. akrobatein (op de tenen lopen), opgebouwd uit akrós (hoogste deel, spits) en -batein (gaan) (PHILI)