Sanskrit. „Handhouding”. In de kunst v.h.
Ind. kulturele rijk worden d.m.v. mudra’s bepaalde daden en voorvallen „verteld”. Bij Buddha-figuren zijn de bekendste handhoudingen:Abhaya-mudra: Rechterhand met handpalm naar buiten en de vingers recht omhoog opgeheven ter hoogte v.d. schouder. Bet. „Vreest niet”. Als prototype wordt beschouwd het 5-vinger-teken (Pancangulika), De handafdruk is op enige afbeeldingen van stüpa’s te vinden; oorspr. had de handafdruk magische betekenis: het afwenden van gevaar. Ook op offerdieren werd een handafdruk aangebracht. Z. handnegatief.
Bhümisparsa-mudra: Handhouding v.d. aanraking der aarde. Deze m. „vertelt” hoe de Buddha* de godin der Aarde aanroept om te getuigen van zijn smetteloos leven, wanneer hij door Mara, de duivel v.h. Buddh. en zijn schone dochters wordt belaagd. Dharmacakra-mudra: Rechterhand voor de borst, duim en wijsvinger raken elkaar aan de toppen en het geheel is geplaatst tegen een v.d. vingers v.d. linkerhand, welke de handpalm naar binnen heeft gekeerd; de Buddha-figuur is bij deze m. vrijwel altijd zittend afgebeeld. Bet. „Het in beweging zetten v.h. Wiel der Wet” (typ. Buddh. symbool).
Vara-mudra (ook Varada-mudra): Linkerhand hangt naast het lichaam, de onderarm iets naar voren gestrekt, de hand met de palm naar buiten gekeerd. Bet. „Het geven v.e. geschenk”.
Vitarka-mudra: Van de rechterhand de toppen v. duim en wijsvinger elkaar rakend, terwijl 3 overige vingers recht omhoog zijn gestrekt. Bet. „Handhouding der argumentatie”.