Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zanglijster

betekenis & definitie

kleine lijster die veel zingt.

kleine lijster die veelvuldig en vol en luid zingt en een effen, donkerbruine of olijfbruine, rug heeft.

Voorbeelden:
Daar staan typisch 'Nederlandse' vogels op, zoals de kievit en de grutto, maar ook zangvogels zoals de zanglijster, de merel en de huismus.
NRC, 2002

Een zanglijster repeteerde op de hoogste twijg van een beuk een strofische zang, daarin krassend en plotseling erg melodieus nagevolgd door een spotvogel ergens in de buurt.
Robin Hannelore, Requiem voor de geitenmelker, 1980

De enige andere bezoeker was een zanglijster die driftig naar wormen pikte op een pas gedolven graf.
Karel Glastra van Loon, De passievrucht, 2000

< >