belangenvereniging van ondernemers.
club van ondernemers die gezamenlijk opkomen voor hun belangen; ook: de gezamenlijke leden van zo'n club.
Ook in namen van dergelijke clubs.
Voorbeelden:
Hansze bekeek het gezelschap. Veel oudere mannen, iets jongere vrouwen. Geen enkele secretaresse. 'Familieavond van de zakenclub?' De barman keek waarderend. 'Je ziet het meteen.'
Peter de Zwaan, De vrouwenoppasser, 2001
'We laten ons niet onderschoffelen door Natuurmonumenten en de Haagse politiek.' Dat zegt Bert van Zanten namens de Zakenclub Ansen, een belangenvereniging die zaterdag is begonnen met het ophangen van spandoeken waarop in duidelijke taal wordt vermeld dat Ansen het Theehuis de Anserdennen open wil houden.
Meppeler Courant, 1994
Zij zorgen voor een feestprogramma dat op vrijdagavond start met 'kart-racing', waarvoor bij de financiering steun van de nieuwe Zakenclub Ansen wordt verkregen.
Meppeler Courant, 1994
Voorzitter van zakenclub Hoogeveen: 'Winkels hebben behoefte aan flexibele openingstijden'
Meppeler Courant, 1995