voordrager.
iemand die de voordrachtskunst beoefent, voor zijn beroep of uit liefhebberij; declamator; voordrager.
Voorbeelden:
Hij was toch zo mooi, met zijn ernstige ogen en zijn strak achterover getrokken haar. En zo verstandig. En hij sprak altijd zo beschaafd, net een voordrachtskunstenaar.
Geert Van Istendael, Altrapsodie, 2001
Een twintigtal voordrachtskunstenaars las een of meer gedichten naar keuze voor, een enkeling las een stukje proza en Lydia Stroobach bijna een heel hoofdstuk uit Joop ter Heul van Cissy van Marxveldt.
Meppeler Courant, 1994
Een ander geval is dat van zijn ontmoeting met de voordrachtskunstenaar Ludwig Hardt, waarover hij in Die Fackel im Ohr vertelt: hij hoorde deze man in Berlijn een verhaal van Tolstoi voordragen, waarbij hij zo overtuigend veranderde in het personage uit dat verhaal, dat Canetti gezworen zou hebben dat hij diens snor droeg, terwijl dat niet het geval bleek.
Piet Meeuse, De Jacht op Proteus, 1992