laatste dag van iets.
dag waarmee enig evenement of een periode afsluit of die zich situeert in het laatste gedeelte daarvan; laatste of een van de laatste dagen van iets.
Voorbeelden:
Op 7 september, de slotdag van deze kampioenschappen, werd er een 3000 m steeple (buiten kampioenschap) op het getouw gezet.
http://perswww.kuleuven.ac.be/~pb765020/atletiek/dclageschiedenis.htm
Woensdag, de slotdag van de evenementen, komen de echte schaatscracks aan de beurt.
Meppeler Courant, 1994
De 'International Diamond Manufacturers Association' (IDMA) en de Wereldfederatie van Diamantbeurzen hebben gisteren op de slotdag van het congres een 'negenpuntenplan' aangenomen gekregen.
De Telegraaf, 2000
Op de slotdag van de 48ste Fisec-Spelen in het Engelse Street veroverden de Vlaamse volleymeisjes goud na een overwinning tegen Wallonië.
De Standaard, 1996
De sportdirecteur [...] was maandagmiddag kort in zijn voorbeschouwing op de slotdagen van de Tour.
De Telegraaf, 2001
Agassi hield zijn vreemde trance-ogen op concentratiepeil, maakte onmiddellijk de break en wandelde met 6-2 naar de halve finale tegen Michael Chang. Nog zo iemand waarvan men hoopt dat hij zijn beste tennis voor de slotdagen opspaarde.
De Standaard, 1996