Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

praalhans

betekenis & definitie

ijdele, oppervlakkige opschepper.

man die alleen maar met uiterlijkheden bezig is, zichzelf heel wat vindt en dingen mooier voordoet dan ze zijn; ijdele, verwaande, oppervlakkige man die aan grootspraak doet.

Voorbeelden:
Nella is in het boek de dochter van de Amsterdamse commissaris "Van Weijlingen" die van Van Hove de bijnaam "praalhans" heeft gekregen. Nu was er in de tijd van de schietpartij in Amsterdam een commissaris, Kees de Rhoodes, die wegens zijn ijdelheid "beautycase" werd genoemd.
NRC, 1993

Maar ik ga niet met de Pijpers, die praalhanzen en pluimstrijkers. Trotse hanen zijn het ook nog! Ze lopen niet naast, maar twee meter boven hun schoenen.
Levi Weemoedt, Een treurige afdronk, 1984

Hij overweegt een restaurant in de buurt, nee, toch maar niet, praalhans is daar keukenmeester: het ziet er mooi uit maar het smaakt naar niks.
Robert Anker, Een soort Engeland, 2001

Ze riep me van alles toe, de vreemdste dingen [...]. Vreselijke dingen, "tonnetje! briefje! kiki! jojo! buikje! uilskuiken! praalhans! ondeugd! potsenmaker! prethals!..." en dat alles op verwijtende toon, alsof ik God mag weten wat allemaal had gedaan of nagelaten.
Willem Brakman, Gesprekken in huizen aan zee, 2002

< >