gebouw waar pestlijders verbleven.
doorgaans buiten een stad of dorp gelegen gebouw waar lijders aan ziekten zoals de pest werden ondergebracht om verdere uitbreiding van de besmetting te voorkomen; gebouw waar pestlijders verbleven.
Voorbeelden:
Een pesthuis was vroeger een soort ziekenhuis waar ze pestlijders neerlegden. Die waren zo besmettelijk dat ze buiten de stadsmuren werden verpleegd. Voor zover ze nog te verplegen waren. Het Leidse pesthuis ligt nu vlak bij het centrum van Leiden omdat die stad zich zo heeft uitgebreid.
Boudewijn Büch, De kleine blonde dood, 1985
In Amsterdam werden pestlijders 'verpleegd' in de zogenaamde pesthuizen. Eén van deze pesthuizen was vanaf 1634 gevestigd op het tegenwoordige WG-terein [...]. Dit toenmalig verlaten terrein bevond zich buiten de stadspoorten en was als een soort eilandje omgeven door water.
http://www.west.amsterdam.nl/actueel/canon-west/horrorfilm-eeuwen/, 2014
Een pesthuis was een huis waar lijders aan besmettelijke ziektes naar toe werden gezonden en afgezonderd van de rest van de stadsbewoners. De meeste pesthuizen in Nederland werden in de 16e en 17e eeuw gebouwd.
http://www.vakq.eu/van_q_tot_q/p3s2026/item, 2008
De godshuizen namen geen melaatsen, pestlijders of gevaarlijke geesteszieken op. De eerste hospitalen waren leprozerieën. Vanaf de 15de eeuw werden in Gent pesthuizen opgericht.
http://www.vvlg.be/echo_files/863-nl-srcBestand.pdf, 2007