Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

Koreaan

betekenis & definitie

iemand uit Korea.

iemand met de Noord-Koreaanse of Zuid-Koreaanse nationaliteit; iemand die behoort tot het Koreaanse volk; iemand die afkomstig is uit Noord-Korea of Zuid-Korea; inwoner van Noord-Korea of Zuid-Korea.

Voorbeelden:
Bij een Koreaan is water het symbool voor zachtheid, en voor de mogelijkheid zich aan te passen. Water vecht niet tegen blokkades, het vloeit eromheen, de stroming wordt niet verstoord, maar gaat gewoon door.
http://www.hapkido.nl/hankidonl.php

Het gaat de Asian Tigers (vooral Korea, Taiwan, Singapore) kennelijk nog niet snel genoeg. Met name de Koreanen zijn erg ontevreden, ook over hun eigen ondernemerschap en innovatiekracht.
NRC, 1995

Als je erin slaagt om auto's efficiënter en goedkoper te bouwen, is de verleiding groot om er meer op de band te zetten. En er is reeds een wereldwijde overkapaciteit. Dat klopt, de Koreanen zijn op het toneel verschenen, de Japanners drijven hun produktie in Europa en de VS nog steeds op.
De Standaard, 1996

Volgens onderzoek eet minder dan 10% van alle Koreanen hondenvlees (3 van de 47 miljoen inwoners). Het menu van een Koreaan is in hoofdzaak plantaardig en zonder vlees. De geologische omstandigheden in Korea zijn niet zo geschikt om grote aantallen vee te houden (70% van het land bestaat uit bergen).
http://www.animalfreedom.org/paginas/column/hondeneten.html

< >