kankeraar.
iemand die altijd ontevreden is en dat voortdurend uit door te mopperen; kankeraar; mopperkont.
Oorspronkelijk afkomstig uit de soldatentaal. Ook als scheldwoord gebruikt.
Voorbeelden:
In 1999 deed koningin Beatrix een uitspraak over de Nederlandse journalistiek: "De kankerpit regeert".
http://tpo.nl/2011/01/12/de-scheldacademie-kankerpitten-leren-ontmaskeren/, 12 januari 2011
U kent hem vast wel: de mopperaar, de kankerpit, de zeur. Het is nooit goed. Er is altijd wel wat. Iedereen is lekker bezig en voilà: Daar is de criticus weer met een ongezouten lijst van misstanden.
http://www.sum-it.nl/no200025.html, 19 juni 2000
Steevast tref ik bij het standbeeld van Hildebrand mijn oude vriend Nurks aan. Hij is een verre nazaat van zijn beroemde naamgenoot die in de even befaamde Camera Obscura is vereeuwigd. Ook deze Nurks is een kankerpit van de eerste orde en ik kan hem dus als een geestverwant zien.
http://schaakclubutrecht.nl/bouwnurks.html
Asterix is zoals iedere rechtgeaarde Fransman een driftkop en een kankerpit, maar met een hart van goud. Obelix is zoals iedere Fransman een gastronoom, een fijnproever. Hij is gek op gebraden everzwijn.
http://www.groene.nl/artikel/rare-jongens-die-romeinen, 15 juni 1994
Hij trok zijn broek omhoog en vloekte. "Kun jij nog niet eens wat alle vrouwen kunnen?" "Natuurlijk wel", zei ze, "maar de fout zit bij jou". "Wat een onzin, bij alle andere vrouwen gaat het geweldig, maar bij jou niet. Het ligt aan jou". "Probeer het eens met liefde, kankerpit die je bent", zei Marja. Hij vloekte nog een keer en beende kwaad naar buiten.
http://piet-van-meel.exto.org/blog_post/16050602_Hanker+en+het+dorp+in+de+bergen.html#.Vfglzs8Vjcs
De giftnoedels en de zuurpruimen, de kankerpitten, de ouwe tangen en heksen, de wijven van de Turfkrim hadden opeens een andere kluif waarop ze zich vastbeten.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983