Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

iets de baas kunnen

betekenis & definitie

iets aankunnen; iets kunnen beheersen en controleren.

Voorbeelden:
Maar de betrokken dienst beschikt al tien jaar niet over voldoende personeel om de groeiende stapel dossiers de baas te kunnen.
De Standaard, 1996

Het geeft altijd zo'n heerlijk gevoel dat we sinds jaar en dag antibiotica hebben waarmee we de meeste infectieziekten de baas kunnen.
http://www.achmeahealth.nl/mednet/mednet.php?type=showdoc=4793

NS kunnen de agressie niet de baas. De Nederlandse Spoorwegen slagen er niet in de agressie in de trein te verminderen.
Het Parool, 2003

Op seksueel vlak scoren mannen hoger op seksuele dwangmatigheid en het gevoel de seksuele gevoelens niet de baas te kunnen, terwijl de vrouwen hoger scoren op problematische seks of negatief beleefde seks.
http://www.cgso.be/heet/minnaars.htm

In het winkelcentrum, goed voor anderhalf jaar werk, wordt 19.000 ton staal verwerkt. Om die hoeveelheid de baas te kunnen, zag Buyck zich genoodzaakt een filiaal te openen in Seremban, 40 kilometer ten zuiden van de hoofdstad Kuala Lumpur.
De Standaard, 1995

Twee regensensoren op de voorruit zetten de ruitenwissers in werking bij het detecteren van zoveel hemelvocht, maar het rubber kon de stortbui amper de baas.
Tom De Cock, De Openbaring, 2001

Als je de brand niet meer zelf de baas kan, is vluchten de enige uitweg.
http://www.gva.be/dossiers/-k/kerst/brand2.asp, 2002

< >