iemand of iets niet goed gezind zijn.
iemand of iets niet goed gezind zijn; iemand of iets ongunstig gezind zijn.
Voorbeelden:
'Ik weet niet of het een goed gedacht is,' zei Leevaert, persoonlijke vijand van Peter die hem een kwaad hart toedroeg omdat hij zijn vrouw Lea sloeg.
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1983
Zijn leven lang al had het hem dwarsgezeten: hij had zijn vader niet liefgehad. Die zo zachtmoedige vader had hij een kwaad hart toegedragen.
Jan Siebelink, Engelen van het duister, 2001
Mattina zegt Glinne geen kwaad hart toe te dragen, hoewel die hem donderdag omschreef als 'een ritselaar in de wandelgangen'.
De Standaard, 1997
A. mag naar huis toe. Na vier maanden in de cel. Hij doet dat waardig en met de mededeling dat hij de Luikse Justitie geen kwaad hart toedraagt.
De Standaard, 1997