Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

huisvrouw

betekenis & definitie

niet buitenshuis werkende vrouw.

doorgaans getrouwde vrouw die als hoofdbezigheid het beredderen van haar huishouden heeft en die niet buitenshuis werkt.

Voorbeelden:
Zo werd de zorg voor kinderen en huishouden het specialisme van de huisvrouw en betaald werk dat van de mannelijke kostwinner.
http://www.fss.uu.nl/soc/hg/nsv/md99.txt

En bekende niet elke huisvrouw dat zij tijdens haar menstruatieperiode liefst geen cake bakte, want dat die gegarandeerd in elkaar zakte?
Walter van den Broeck, Verdwaalde post, 1998

Op een vakantiedag 's morgens thuis blijven was er nooit bij, omdat er gestoft, gesopt of gelucht moest worden en je altijd in de weg liep. 's Morgens geen stof afnemen was voor een huisvrouw minstens zo erg als overspel. Geen roddelpraat sloeg zó in als de verzekering dat het bij haar maar een vieze boel was; onder de bedden wordt niet geveegd!
Jan Willem Holsbergen, Het pistool van de rekening, 1981

Elke maandag is het wasdag. Dan wassen de huisvrouwen in Nederland de witte was.
Karst Woudstra, Een zwarte Pool, 2000

< >