zangvogel.
grauw gekleurde zangvogel die zich vooral voedt met insecten, met zijn vleugels en staart wipt en een lage, knarsende zang heeft.
Voorbeelden:
Zo is het kastje met de grote ingang bestemd voor de grauwe vliegenvanger, nestelt de mees in de kast met het kleinste ronde gaatje, en vliegt de boomkruiper het liefst een nestkastje via een opening aan de achterzijde binnen.
Meppeler Courant, 1994
'Heb je die grauwe vliegenvanger nog gezien?' vroeg Maarten met zijn aandacht bij de boom.
J.J. Voskuil, Het Bureau. Dl. 6: Afgang, 2000