ambtgenoot.
ambtgenoot.
Wordt voornamelijk gebruikt als aanspreekvorm door juristen onderling, met name door advocaten.
Voorbeelden:
Arthur had dan maar een mannengesprek aangeknoopt met Ludo door te informeren naar diens juridische praktijken, die daar gretig op inging en smakelijk begon te vertellen hoe hij een geachte confrère een geinig 'kunstje had geflikt'.
Peter van Straaten, Niet doen Agnes, 2000
Bij de 7.800 Nederlandse advocaten is de aanhouding van twee confrères als een bom ingeslagen.
NRC, 1994
Ze houden er inmiddels drie advocaten op na - de confrères Nicolaï, Pen en Kemp - en procederen tegen alles wat los en vast zit, althans: zij kondigen aan dat te zullen doen.
Het Parool, 2003
Hij bezat de macht van het woord. Alleen hij kon zeggen op een repetitie: "beste confrère, zo spreekt God niet ... God spreekt zo" ... "maar daarom was het nog geen goed vader" zei Frederiek op een toon of ze het voor de tiende keer uitlegde.
Willem Brakman, De biograaf, 1975