Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

brandstichter

betekenis & definitie

iemand die brandsticht.

Voorbeelden:
De brandstichter heeft sinds 16 maart van dit jaar al meer dan 35 branden op zijn geweten. Totale schade: zo'n drie miljoen gulden. Is er een pyromaan aan het werk? "Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid", zegt een deskundige.
NRC, 1995

Iedereen weet dat brandende denneappels honderden meters kunnen wegspringen, dat in de bossen steeds weer onverwachte brandhaarden zijn (zoals vuilnishopen) en dat de wind ontstellend onberekenbaar is. Maar altijd heeft men "verdachte figuren" gezien die zich in een auto of motor snel uit de voeten maakten. Dat kunnen natuurlijk ook degenen zijn geweest die met schrik zagen wat hun peuk had uitgericht - onbedoelde brandstichters, die er steeds meer komen naarmate de bossen steeds meer worden "opengegooid", in het bijzonder voor de verschrikkelijke michanakia (kleine motorfietsen).
NRC, 1993

< >