kindervermaak waarbij een kind ergens aanbelt en dan hard wegrent.
Voorbeelden:
Gisteren had ik de onbedwingbare lust belletje te trekken in een hele straat, tring, tring, tring, tring, tring, tring en dan wegrennen en om de hoek nagenieten, net als vroeger – kinderstreken, ingegeven door baldadigheid en nijd.
Marie Kessels, Het nietigste, 2002
Belletje trekken, de portemonnee aan een touwtje, de tussen de tegels vastgenagelde gulden, de fop-duivepoep, dat is het soort kattekwaad dat ze zoekt.
NRC, 1995