ongemanierd.
zonder manieren; ongemanierd.
Voorbeelden:
Hij zat voorovergebogen, zijn gretige mond aan het schaaltje, en hij slurpte. - "Zit recht," zei een dame. - "Maak zo'n lawaai niet," zei de tweede. - "Je slurpt als een zwijntje," zei de derde. - "Een beest, dat ben je," zei de vierde.
Rose Gronon, De reis, 1978