De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Spinnewielen

betekenis & definitie

De vroegste vorm is het handspinnewiel. dat waarschijnlijk afkomstig is uit het Midden-Oosten. Het is gemonteerd op een plank die dwars voor de spinster op de vloer ligt.

Aan de rechterzijde bevindt zich dan het aandrijfwiel, dat dmv. een kruk met de hand wordt bediend; aan de linkerkant zit de spil, die via een snoer zonder eind door het wiel wordt bewogen. Deze spil steekt een stuk buiten de voorste steunarm uit; aan dit uitsteeksel hecht de spinster de vezel. Afhankelijk van de positie die de hand welke de vezels van het spinrokken aanvoert t.o.v. de spil inneemt, wordt deze afwisselend benut voor het in elkaar draaien van de vezels en voor het opspoelen van de aldus gevormde draad.Dergelijke handspinnewielen waren in Europa in de 14de eeuw in ieder geval reeds zeer algemeen en waarschijnlijk ook reeds vele eeuwen daarvoor. Het Europese handspinnewiel verschilt van het oosterse doordat het was gemonteerd op een lage bank in plaats van op een plank. Het bleef hier en daar in gebruik tot in de 20ste eeuw, ook in Nederland.

Het trapspinnewiel stamt hoogstwaarschijnlijk uit de 15de eeuw. De in dit verband vaak vermelde beeldsnijder Johann Jürgen die deze vinding zou hebben gedaan in 1530, ontleent zijn faam aan een Brunswijkse kroniek uit 1722; hij wordt thans nog hoogstens van lokale betekenis geacht. Het oudste trapspinnewiel was zoals het handspinnewiel gemonteerd op een bankje, met het spinmechanisme naast het aandrijfwiel. In deze constructie vinden wij de grondvorm van het huidige ‘langstaart'-type volledig terug. De term langstaart wordt gebezigd ter onderscheiding van het in de 17de eeuw in het Zuidduits-Zwitserse gebied ontwikkelde Tirolertje, een op een rond krukje geconstrueerd, verticaal model waarvan de spil zich boven het aandrijfwiel bevindt in plaats van ernaast. Dit werktuigje viel vanwege zijn geringe aanspraak op plaatsruimte bijzonder in de smaak bij de Rijnschippers, waaraan het Tirolertje dan ook zijn bijnaam 'schippertje' te danken heeft.

Terwijl echter de langstaart vrijwel steeds een ambachtelijk produkt is, vervaardigd door de wieldraaier, maken de 19de-eeuwse schippertjes de indruk hoofdzakelijk machinaal te zijn vervaardigd, met gepolitoerde onderdelen en versierd met porseleinen, ivoren of benen knopjes.

Het spinnewiel raakte tegen het eind van de 19de eeuw in onbruik om pas kort voor de Tweede Wereldoorlog door het grote publiek te worden ontdekt als accessoire voor de in die tijd sterk in de mode komende old finish- en kloostermeubelen-interieurs. De schaarste aan textiel gedurende de daaropvolgende oorlogsjaren maakte het spinnewiel plotseling tot een economische noodzaak en menig onderduiker verdiende de kost met het spinnen van wol. menig loondraaier of timmerman hield in die jaren de honger buiten de deur door een ruilhandel te drijven in zelfgebouwde spinnewielen. Deze ‘oorlogsspinnewielen’ zijn dikwijls onmiddellijk te herkennen aan de uit rijwielonderdelen in elkaar geknutselde krukassen en spillen en vooral aan het hout, waarvoor vrijwel steeds eikehout werd gekozen, dit ofschoon eikehout voor het fijnere draaiwerk een te grove vezel heeft, waarom het dan ook bij antieke spinnewielen hoogst zelden voorkomt. Tijdens de naoorlogse jaren, toen het abstract-moderne interieur furore maakte, verdwenen de spinnewielen opnieuw naar zolder of berghok, maar met de kentering van het cultureel getij van de jaren 70 is de vraag weer tot een dusdanige hoogte gestegen, dat ondernemende zakenlieden de spinnewielen zelfs bij hele ladingen uit de Balkanlanden lieten komen. De tijdens het transport losgeraakte onderdelen werden bij aankomst vaak op goed geluk maar ergens opgestoken. Het is daarom bij aankoop raadzaam om van tevoren na te gaan of het spinnewiel compleet is en zich tevens ervan te vergewissen of alle onderdelen goed passen.

< >