heeft zich ontwikkeld uit de speelwerken in horloges en klokken. Stamt uit het midden van de 18de eeuw.
Aanvankelijk geschiedde de klankvoortbrenging door een aantal bellen die door hamers werden aangeslagen. Tegen het eind van de 18de eeuw werden speeldoosjes gecombineerd met automaten, zoals bij de Zwitserse zangvogeldoos. In dit land werd ook de ronddraaiende messing cilinder ontwikkeld, waarop pennen zijn aangebracht die de tanden van een metalen kam aantokkelen (cilinder-speeldoos). Dit mechaniek, dat ca. 1825 werd geperfectioneerd, maakte het mogelijk om gecompliceerder melodieën, zoals operaouvertures. ten gehore te brengen. De wijze waarop de kast werd bewerkt vormt een belangrijke aanwijzing bij de datering. Vóór 1850 werden op het deksel van snuifdozen met speelwerk meestal krijgstaferelen of mythologische voorstellingen geschilderd, daarna valt het accent meer op stadsgezichten.
De kasten van de vroege grote speeldozen zijn doorgaans van kerse-, roze- of iepehout; het deksel wordt gesloten met een haak met oog. Na 1830 maakt men ook van de kasten wat meer werk: deze worden gefineerd met rozehout en voorzien van marqueterie. Na 1850 worden ook weer veel speeldozen gemaakt in combinatie met automaten, zoals poppen, apen, orkesten of marcherende soldaten. In het laatst van de 19de eeuw verschijnen de speeldozen met verwisselbare stalen platen.