De eerste Europese industrie van geknoopte tapijten werd met privileges van Hendrik IV door Pierre Dupont tussen 1604 en 1627 te Parijs gevestigd: aanvankelijk in het souterrain van de Grande Galerie du Louvre, vervolgens met weeskinderen als werkkrachten in een gewezen zeepfabriek in Chaillot, met het doel de zgn. Saraceense knoopkunst te imiteren.
Slechts de techniek werd van de oosterse tapijtknoopkunst overgenomen. De patronen zijn Frans, bestaande uit velden met bloem- en acanthusranken, door een zelfde rand omgeven. Ten tijde van Lodewijk XVI ontstond een indeling met medaillons en rechte en halfcirkelvormige lijsten, gevuld met godrons, eierlijsten enz., uitgebreid met koninklijke emblemen en reserves met camaïeu-reliëfs; hiertussen bloem-en bladmotieven. Na 1750 taant de industrie. Aubusson neemt werklieden over, velen vertrekken naar elders, o.a. naar Engeland, waar te Fulhant, Axminster, Excter enz., fabrieken ontstaan. In de 19de en 20ste eeuw fusioneert de Savonnerie met de Manufacture des Gobelins.