familie van Ned. klokkenmakers, de beroemdste van hen is Goslinck (Gosselijnck) Ruempol. in het tweede kwart van de 18de eeuw werkz. in Laren (Gld.)., gest. 1759. Hij signeerde zijn werk met: Goslinck Ruempol-Laren.
Hij werkte korte tijd samen met zijn zoon Hendrick (17301796), die het bedrijf voortzette. Ook de derde generatie van de familie Ruempol leverde een aantal klokkenmakers op: Hendrik Jan (ca. 1758-1822), omstr. 1780 werkz. in Amsterdam; Harmen (Hermanus. 1764-1822). eveneens werkz. in Amsterdam en Hendrik Gerrit (ca. 1766— 1847), werkz, in Amsterdam en Zutphen. Zij vervaardigden o.a. torenuurwerken; Hendrik Gerrit legde zich toe op staande klokken.Ruempol-klok, stoelklok, in het begin van de 18de eeuw ontwikkeld in Laren (Gkl.). gemaakt door Goslinck Ruempol (1682-1759) en diens zoon Hendrick (1730 1796). De klok heeft een zwaargebouwd uurwerk met spillegang en een korte slinger met een knopje als slingerlichaam, cilindrische gewichten opgehangen aan koorden en is voorzien van slagwerk en wekkerwerk. Het wekkerwerk wordt ingesteld d.m.v. een wekkerschijf met twaalf gaten. In het gewenste gat wordt een pen gestoken. De rechthoekige wijzerplaat is donker geschilderd als achtergrond voor de lichtgekleurde cijferring. De bovenkant van de wijzerplaat is gesigneerd met naam. plaats en datum.
Wijzerplaat en deurtjes worden bekroond door gegoten loden ornamenten voorstellende een wapenschild, geflankeerd door engelen of leeuwen; klokken van Hendrik Ruempol vertonen hier dikwijls een door lofwerk omringd zwaard. De wandplank is aanvankelijk recht, met een spits, dakvormig baldakijn; vanaf het midden van de 18de eeuw krijgt de achterwand echter gecontourneerde zijstukken en een gebogen baldakijn. De consoles zijn al of niet uitgezaagd : de wandplank eindigt naar onderen toe in de uitgezaagde vorm van een Franse lelie.