ringen, broches en andere sieraden die men vroeger in de rouwtijd placht te dragen. In de 16de en 17de eeuw werden deze sieraden in vormen gemaakt, die rechtstreeks betrekking hadden op de dood, doodkisten, schedels, skeletten e.d.
In de 18de eeuw werden kristallen medaillons of broches met een haarlok van de overledene gedragen. De mode van rouwjuwelen bereikte in de jaren na 1861 (het sterfjaar van prins Albert gemaal van koningin Victoria), een hoogtepunt. Koningin Victoria hulde zich sindsdien in diepe rouw, en haar voorbeeld had een belangrijke invloed op de mode van de eerstvolgende jaren. Rouwjuwelen werden uit o.a. git, ebbehout, schildpad met piqué-ornament, ivoor, zwart email gemaakt.