De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Kyoto-keramiek

betekenis & definitie

Kyoto is gedurende meer dan duizend jaar het centrum van het Japanse culturele leven geweest. Het vermogen van de Japanner tot het assimileren van buitenlandse (i.c.

Chinese en Koreaanse) culturele invloeden zonder dat de eigen individualiteit verloren ging, wordt door de eeuwen heen in Kyoto in de ontwikkeling van de weef-, de goudlak- en bovenal de keramische kunsten aldaar sprekend geïllustreerd. De technische en esthetische verworvenheden, uit China en Korea afkomstig. gaven telkens weer nieuwe impulsen tot een ontplooiing van de keramische vaardigheden waarbij het Japanse karakter onmiskenbaar behouden bleef. Dat echter juist in Kyoto de kunstenaar als persoonlijkheid in zijn werk sterker naar voren treedt dan elders heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat deze stad was aangewezen op klei uit andere streken. Daardoor ontstonden ter plaatse geen grote, centrale ovens, maar wel talrijke kleine ovens, waar de individuele kunstenaar de scepter zwaaide en naar eigen smaak kleisoorten kon mengen en eigen specialiteiten kon ontwikkelen. Deze kunstenaars lieten dan ook zelden na hun produkten te signeren, hetgeen in rechtstreekse tegenstelling stond tot het anonieme karakter van het werk van de pottenbakkers die verbonden waren aan grote gemeenschappelijke ovens. Het oudste Kyoto-keramiek (aardewerk) ontstond tijdens de Chinese heerschappij onder de T’ang-dynastie (607907) en toont dan ook duidelijk voor zover bewaard gebleven de Chinese invloed.

Wat men tegenwoordig Kyoto-keramiek noemt, stamt van ca. 1500 toen Chou. zoon van een beroemd Koreaans pottenbakker, naar Japan was uitgenodigd om in Ju raki tei de vervaardiging van voorwerpen voor de cha no yu (theeceremonie) te onderwijzen. Dit is de oorsprong van de beroemd geworden Raku-keramiek. Tegen het eind van de 16de eeuw werd in opdracht van de theemeester Sen nu Rikyo een meer verfijnd zacht aardewerk ontwikkeld dat naar hem Rikyu werd genoemd. Omstreeks deze tijd werden om Kyoto vele ovens gebouwd, zoals Atawa, Otowa, Seikanju, Komatsudani, Kiyomizu, om de bekendste te noemen. Hiervan hebben Atawa en Kiyomizu de grootste invloed gehad. In de I7de eeuw beleefde Japan een tijdperk van rust en welvaart met daaraan gepaard gaande een grotere verfijning van de zeden en kunsten.

Naast de steeds populairder wordende theeceremonie werd het bloemschikken de grote mode, waarvan de neerslag in de keramische kunst duidelijk zichtbaar is. Uit deze tijd kent men in Kyoto grote pottenbakkers. van wie Ninsei de onbestreden meester is geweest. Als tweede komt Ogata Shinso, beter bekend als Kenzan (1661-1742), voorts Okuda (1753-1811) die de eerste porseleinoven in Kyoto stichtte, en diens leerlingen Mokubei en Dohachi. De laatste was de stichter van een geslacht pottenbakkers van die naam waarvan nog heden Dohachi v voorzitter van de huidige Kyoto Potters' Association is.

< >