Chin. porselein met blauw onderglazuurdecor, dat in de regeringsperiode van keizer Wan-Li (1573 -1619) door de Portugezen naar Europa werd verscheept. Onze voorouders maakten voor het eerst kennis met dit porselein bij de verovering van enkele Portugese kraken in 1602 en 1604, welk wapenfeit aanleiding was voor de term kraakporselein: vanaf die tijd werd het porselein in grote hoeveelheden door de Oostindische Compagnie zelf ingevoerd.
Het porselein heeft een harde, dunne scherf; aan de onderkant van de stukken vindt men dikwijls aangebakken zandkorrels, die als ondergrond voor het porselein in de oven dienden. Veel voorkomende gebruiks- en siervoorwerpen zijn: klapmutsen, schotels, borden, kraaikoppen, gendi's, vazen en zeskante kommen. De decoratie bestaat o.a. uit landschappen, bloemen en planten, vissen, figuren, (water)vogels en symbolen. De decoratie is dikwijls in vlakken aangebracht; een doorlopende decoratie komt eveneens voor. Kenmerkend is verder dat de decoratie met een donkerblauwe trek is omrand en met lichter blauw werd ingekleurd. Het kraakporselein werd in Europa dikwijls voorzien van zilveren of gouden monturen. Het porselein heeft vele Europese pottenbakkers ter navolging gediend en heeft aldus veel bijgedragen tot de grote bloei van het Delfts aardewerk in de 17de en 18de eeuw.