Archivalische bronnen getuigen van een zeer produktieve industrie. De stad bestelde bijv. in 1548 voor tapisserieën in de raadzaal kartons bij D.
P. Crabeth. welke mogelijk bij W. A. de Raet werden uitgevoerd. Deze verliet Gouda in 1559. Een eeuw later werden deze gobelins vervangen door landschapsverdures van David Ruselaer, die tot heden aldaar bewaard bleven.Tussen 1582 en 1660 vonden 450 wevers uit Oudenaerde in Gouda werk, waar zes voormalige kloosters beschikbaar waren voor werkplaatsen en waar vnl. wapentapijten, kussens en verdures werden vervaardigd. De produkten vonden hun weg in binnen- en buitenland, waaronder vooral Zweden.
De bedrijven steunden op gehele weversfamilies: de Rusclaers, waarvan David Ruselaer in 1630 een filiaal te Amsterdam vestigde, Lepelaer, Van Neneken, bij wie series van Salome en Andromeda werden geweven, de familie Schaep bloemtapijten (wellicht van David Schaep twee stoelen met bloempatroon, te Gouda: in het Museum St.-Elisabethsgasthuis van Tobias Schaep de gesigneerde serie Het leven van Christus in Skokloster, Zweden voorts Segers, van wie jachttapijten vermeld werden, Goossensz die een tafelkleed en zeven kussens voor het Chirurgijnsgilde leverde (Gouda. St.-Elisabethgasthuis): A. Goossensz. werkte santen met M. van der Gucht en C. Coppens uit Delft aan de kroningstapijten van Christina van Zweden (twee series, waarvan een gedateerd 1648. landschappen met kleine figuren: Drottningholm, Zweden). Aan het eind van de 17de eeuw werd de industrie van Gouda door Amsterdam overvleugeld.