speciale gelegenheidslepels van zilver, tin of brons die aan pasgeborenen ten geschenke werden gegeven. Het gebruik dateert uit de 16de eeuw; de meeste lepels stammen uit de 17de en 18de eeuw.
In de 17de eeuw hebben dergelijke lepels meestal een driekante steel, maar vanaf het eind van deze eeuw heeft de lepel doorgaans een gevlochten steel. De lepelbak (of de steel indien deze niet gevlochten is) is meestal gegraveerd met de naam en geboortedatum van de pasgeborene. De steel wordt aanvankelijk bekroond door een eenvoudig knopornament; op deze plaats verschijnen in de 17de eeuw figuren van heiligen, apostelen of allegorische figuren, in de 18de eeuw ook dikwijls paarden, koeien, molens, schepen enz. De lepels komen in de I7de. 18de en 19de eeuw in Nederland (vooral in Friesland, Noordholland en Groningen), Duitsland en Engeland zeer veel voor. In Friesland werden de lepels ook gebruikt voor het nuttigen van boerenjongens (brandewijn met rozijnen) ter gelegenheid van geboorte of huwelijk.