wandklok van beschilderd eikehout met gewichtaandrijving, spillegang en korte slinger, gemonteerd op een door consoles gesteund plankje, de zgn. stoel, bevestigd aan een wandplank. Stamt uit het begin van de 18de eeuwen werd vervaardigd tot in de eerste helft van de 19de eeuw.
Het uurwerk is van dezelfde makelij als dat van de staartklok. Boven de wandplank is een getoogd dakje, de wandplank is aan weerskanten gecontourneerd in de vorm van zeemeerminnen, papegaaien e.d. of in een gebogen ornamentvorm. aangeduid met oren. Het dakje en de voorkant van de kast zijn versierd met in lood gegoten, vergulde ornamenten. De zijkant van de kast is voorzien van glazendeurtjes. Gaand werk en slagwerk zijn achter elkaar geplaatst: het slagwerk heeft een of twee bellen en meestal een wekker. Voorts cilindrische, messing gewichten aan messing kettingen en afzonderlijke gewichten voor gaand werken slagwerk.
De oudste uitvoeringen hebben alleen een uurwijzer. Een aparte uitvoering zijn het stoelschippertje en de stoelwekker, een stoelklok die alleen voorzien is van gaand werk en wekkerwerk en dikwijls slechts één wijzer. Over het dakje wordt als bij de staartklok een klokkleedje gehangen.