In de bosrijke streken van Silezië, Hessen, Saksen en Thüringen werd vanaf de middeleeuwen Waldglas gemaakt. In de noordelijke en oostelijke staten, die de Romeinse overheersing niet hadden gekend, kwam de glasproduktie pas veel later op gang.
Typisch 15de- en I6de-eeuwse Duitse glazen zijn Igel, Kuttrolf en Maigelein; in de 17de eeuw komen de Krautstrunk en de Römer daar nog bij. In de loop van de 16de eeuw moest echter het Waldglas wijken voor het Venetiaanse glas dat op grote schaal via de eeuwenoude glaswegen ingevoerd werd. Sommige Waldglashütten namen zelf Venetiaanse glasblazers in dienst, zoo.a. in Hall (Tirol), in Neurenberg en in Kassel. De Duitse en Boheemse glasblazers namen de techniek van de Venetianen over en ontwikkelden die op eigen wijze. Speciaal het schilderen met email had hun voorkeur: het rijkbeschilderde Duitse en nog rijker beschilderde Boheemse glas, dat nog tot het eind van de 19de eeuw zeer gewild was, vindt zijn oorsprong in de 16de-eeuwse Venetiaanse voorbeelden. Veel is daarbij te danken aan de chemicus Johann Kunckel (1630-1703), wiens experimenten tot de ontwikkeling van een prachtige robijnrode kleur leidden (Kunckel-glazen). Andere bekende I7de-eeuwse emailschilders waren Daniël en Ignaz Preissler en Johann Schaper, waarvan de laatste in Schwarzlot-beschildering excelleerde. Alle drie waren zij werkzaam in Neurenberg, in die tijd een van de belangrijkste centra der glasindustrie. De vrij logge en van onder tot boven beschilderde Humpen- en Hallorenglaser zijn typisch voor deze periode. In de 18de eeuw werd daarnaast de oude techniek uit de oudheid van het dubbelglas met bladgoud tussen de wanden weer ter hand genomen en ontstond echter voornamelijk in Bohemen het Zwischengoldglas. Beroemd zijn in dit genre de Spechler van Johann Jacob Mildner. De I8de-eeuwse methode van de chinoiserie vond ook haar neerslag in de glaskunst in Duitsland en Bohemen: de figuren werden daarbij aangebracht in zwarte of rode lak met goud versierd. Het laat-18de- en vroeg19de-eeuwse Duitse en Boheemse glas toont daardoor een nog groter overdaad aan kleuren dan voorheen met daarbij een zeer drukke, geslepen decoratie. Het aantal onderwerpen dat men op glazen en bokalen vindt afgebeeld, is onuitputtelijk. Daarnaast bleef het oude Überfangglas een typisch Boheems produkt in trek. In de 19de eeuw breidden de mogelijkheden van het gekleurde glas zich nog meer uit door de Boheemse uitvinding van het lithyalin- en hyalith-glas en door de toepassing van de door Joseph Riedel ontwikkelde kleuren Annagelb en Annagrün. Al met al kan men stellen dat het vakmanschap van de Duitse en in nog grotere mate dat van de Boheemse glasmakers door de eeuwen heen onovertroffen is maar dat de toepassing ervan veelal in een te overdadige versiering van het glas resulteerde.