(v. Lat. aqua = water en manus = hand), sinds de vroege middeleeuwen de benaming voor een waterbekken in dinanderie (messing of brons) waarin de handen werden gewassen.
Oorspronkelijk was de aquamanile een bij uitstek kerkelijk voorwerp dat werd gebruikt tijdens de mis; na 1100 verliest de term zijn kerkelijke betekenis: de aquamanile is dan een kan met schenktuit die bij de maaltijd dienst deed om de handen schoon te spoelen. De kan krijgt allerlei fantastische vormen, leeuw, hert of paard (meestal met ruiter), of fabeldieren als eenhoorns en griffioenen. Als hengsel dient een slangachtig monster dat van achteren naar de kop van de aquamanile gebogen is. Ten slotte komen ook aquamanilen voor in de vorm van mensenbustes of koppen. De meeste specimina dagtekenen, ondanks hun romaans aandoende vormen, eerst uit de 13de en 14de eeuw, de bloeitijd van de gotiek. De meeste werden in Duitsland, met name in Nedersaksen vervaardigd, voorts in Lotharingen (de oudste voorbeelden stammen uit de 12de eeuw) en in de Maasvallei. Er zijn talloze valse aquamanilen in omloop.