1. (dierk.) Z. is een met de bloedbaan in verbinding staand systeem van holten dat gaat opzwellen als het bloed daarin wordt opgestuwd. In de roede van o dieren komen z. voor, waardoor erectie kan optreden, hetgeen nodig is om het dekken mogelijk te maken.
2. (plantk.) Kleine organen, meestal aan de voet van bladeren of blaadjes (bij geveerde bladen), die door het opnemen van water in volume toenemen en daardoor een beweging veroorzaken, die de stand van het blad wijzigt. Het uiteenwijken van de katjes bij de grassen wordt veroorzaakt door lodiculac, die ook tot de z. worden gerekend en beschouwd worden als onontwikkelde bloemblaadjes.
Bij Dactylis glomerata komen z. voor in de oksels van de zijtakken der bloeiwijze. Bij opzwellen veroorzaken ze een horizontale stand van de zijtakken, bij krimpen sluiten deze zich weer tegen de hoofdas aan.