Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Zuiderzeewerken

betekenis & definitie

Bepaalde gedeelten van hetgeen later de Zuiderzee zou worden waren reeds

ver voor onze jaartelling water (Flevo-meer, Almere); andere gedeelten daarentegen waren tot ca 1300 nog land. Omstreeks die tijd heeft de Zuiderzee door het ontstaan van wijdere verbindingen met de Waddenzee en de Noordzee en de daarmede samenhangende afslag van grote veengebieden in grote lijnen haar latere vorm reeds gekregen.

Het oudste plan tot drooglegging van de Zuiderzee dateert van ca 1670 en is afkomstig van HENDRICK STEVIN; dit plan kon met de toen ter beschikking staande middelen echter niet worden verwezenlijkt. Het duurde tot 1850 eer een nieuw plan werd gemaakt. Daarna verschenen verscheidene plannen van m.o.m. wijde strekking. Het was ten slotte C. LELY, die van 1886 tot 1891 in opdracht van de door particulieren opgerichte Zuiderzeevereniging het plan opstelde, dat thans in uitvoering is. Het duurde evenwel nog tot 1918, eer de Zuiderzee wel door de Staten-Generaal werd aangenomen. de aanneming van deze wet werd in laatste instantie bevorderd door de overstromingen in de randgebieden van de Zuiderzee in 1916 en door de voedselschaarste gedurende de eerste wereldoorlog. De Zuiderzeewet stelde alleen enkele hoofdlijnen - in overeenstemming met het plan LELY - vast en liet vrijheid t.a.v. de verdere uitwerking.

De uitvoering van de Z. wordt geheel als overheidstaak beschouwd en zij ressorteert onder het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, nl. onder de Dienst der Zuiderzeewerken en de Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken). De eerstgenoemde dienst verzorgt de civieltechnische aspecten van de werken, zoals de bouw van dijken, gemalen, sluizen en bruggen en de aanleg van kanalen, tochten, sloten en wegen. De Directie van de Wieringermeer neemt de overige aspecten voor haar rekening, zoals de ontginning, de ontwatering en de tijdelijke exploitatie der nieuwe landerijen, de bouw van woonkernen, boerderijen en landarbeiderswoningen, de verpachting en de kolonisatie. De Dienst der Z. stelt zelf de plannen voor zijn werkzaamheden op; ook vervaardigt hij de bestekken en verricht het daarvoor benodigde onderzoek; de eigenlijke uitvoering der werken wordt echter opgedragen aan particuliere aannemers. Bij de bouwkundige werkzaamheden van de Directie van de Wieringermeer wordt dezelfde werkwijze gevolgd; de overige werkzaamheden worden evenwel door deze dienst zelf uitgevoerd.

Het thans in uitvoering zijnde plan omvat de afsluiting van de Zuiderzee door een zware zeedijk van N.Holl. over het eiland Wielingen naar Friesl. en de gedeeltelijke drooglegging van het van de zee afgesloten waterbekken, IJselmeer genaamd. De drooglegging vindt poldersgewijze plaats.

De Afsluitdijk kwam gereed in 1932. Na de afsluiting verzoette het IJselmeer in enkele jaren tijd.

In de Afsluitdijk bevinden zich enkele complexen uitwateringssluizen voor de beheersing van de waterstand van het IJselrneer en enkele schutsluizen voor de scheepvaart. Zomer- en winterpeil van het ljselmeer zijn resp. N.A.P. 0,15 m en -0,35 m. Het zomerpeil is hoger gekozen om de aanvoer van water van het IJselmeer naar de boezems in N. Holl. en Friesl. en naar het Noordzeekanaal ter bestrijding van verdroging en of verzilting te vergemakkelijken. Anderzijds komt het lagere winterpeil de afwatering van alle direct en indirect op het IJselmeer lozende landerijen - tezamen een niet onbelangrijk gedeelte van Ned. ten goede. Om deze belangen te kunnen behartigen, mag de oppervlakte van het IJselmeer na de inpolderingen niet kleiner zijn dan 125.000 ha.

De polderpeilen in de IJselmeerpolders zijn uiteraard afgestemd op de hoogteligging van de landerijen. De peilen worden zodanig gekozen, dat de laagstgelegen gedeelten nog ca 1,50 m boven het polderpeil liggen. Bij de vaststelling van de peilen moet met de te verwachten inklinking van de grond rekening worden gehouden; de inklinking zal volgens de voorspelling in de eerste eeuw na droogvallen plaatselijk zelfs meer dan 1 m bedragen. Ter beperking van de opvoerhoogte der gemalen en het grondverzet in kanalen en tochten zijn de polders verdeeld in afdelingen. de polderpeilen van de 3 afdelingen in de Wieringermeer zijn resp. N.A.P. -4,60, -5,30 en -6,10 m, die van de beide afdelingen van de N.O.P. resp. N.A.P.4,50 en -5,70 m en van O.

Flevoland resp. N.A.P. 5,20 en -6,20 m. De capaciteit der gemalen bedraagt 12 à 13 mm per etmaal over de gehele oppervlakte. De Wieringermeer heeft 2 gemalen, de N.O.P. en O. Flevoland elk 3, waarvan 2 met electrische en 1 met dieselmotoren. Het jaarlijks waterbezwaar bedraagt 700 à 800 mm. waarvan naar schatting ca 300 mm van de overtollige neerslag afkomstig is en 400 à 500 mm van de kwel (1 à 1 ½ mm per etmaal).

De gemalen worden reeds gedurende de dijkbouw in drooggehouden bouwputten gebouwd, zodat direct na de sluiting van de dijk met het droogmalen kan worden begonnen. Vóór het droogvallen van de polders worden eveneens reeds de hoofdkanalen gebaggerd. Het droogmalen van een polder duurt 8 à 12 maanden.

De ontginning van de gronden vindt plaats in eenheden van ca 500 ha, die worden geleid door landbouwkundige opzichters. Elke eenheid krijgt één bedrijfsgebouw. Boven een aantal landbouwkundige opzichters staat een inspecteur, die landbouwkundig ingenieur is. De ontginningscapaciteit bedraagt 6 à 8000 ha per jaar. Na het droogvallen ontwikkelt zich op de onontgonnen terreinen reeds in enkele jaren een welige, vaak 2 à 3 m hoge natuurlijke vegetatie, die bij de ontginning moet worden vernietigd. Voorts beslaat de ontginning in het aanbrengen van een detailontwateringssysteem (sloten en greppels) en in het zaaiklaar maken van de grond.

Als eerste gewas worden vaak gezaaid: wintertarwe, zomertarwe, zomergerst, koolzaad en lucerne. Xa de ontginning blijven de gronden gewoonlijk 3 à 4 jaar in tijdelijke staatsexploitatie. Behalve de genoemde gewassen worden dan voorts nog erwten en haver verbouwd en op zeer bescheiden schaal soms aardappelen en suikerbieten, terwijl bovendien een deel van het land als los land voor de verbouw van vlas, pootaardappels, witlof, uien e.d. wordt verhuurd of in gras ligt. Op het grasland werd in de Wieringermeeren de N.O.P. gedurende enkele jaren veel jongvee van het oude land ingeschaard. Tijdens de jaren van ontginning en tijdelijke staatsexploitatie worden de arbeiders gehuisvest in arbeiderskampen, bestaande uit houten barakken. Later worden deze weer afgebroken.

De ontginningswerkzaamheden en de werkzaamheden bij de tijdelijke exploitatie der gronden zijn sterk gemechaniseerd (trekkers, greppelploegen, 8 m-zaaimachines, maaidorsmachines, elevators enz.). Voor het onderhoud en de reparatie van het werktuigenpark heeft de staat eigen werkplaatsen. Na 3 à 4 jaar verbouw van gewassen op begreppeld land worden de landerijen van buisdrainage voorzien. Tot 1954 was dit voorn. handwerk; daarna gebeurt het voor een deel machinaal. O. Flevoland zal waarschijnlijk vrijwel geheel machinaal worden gedraineerd.

Wanneer op de afzonderlijke kavels de bedrijfsgebouwen en de pachterswoningen zijn gebouwd, evenals het bij een bepaald gebied behorende dorp en de landarbeiderswoningen (inclusief de aanleg van waterleiding, electriciteit en telefoon), dan kan dit gebied worden verpacht. De gesteldheid van de bouwvoor in de nieuwe polders is in onderstaande tabel weergegeven.

I.h.a. hebbende gronden 8 à 10% koolzure kalk. Voorts hebben de zware gronden een hoog kaligehalte, zodat op deze gronden gedurende vele jaren de kalibemesting kan worden weggelaten. I.h.a. dient de fosfaatbemesting zodanig te zijn, dat de fosfaatvoorraad in de grond op peil blijft. De stikstofbehoefte is van het begin af hoog; er wordt ten dele aan tegemoet gekomen door de verbouw van groenbemestingsgewassen, zoals lucerne, hopperups- en rode klaver. Omdat er in het begin haast geen wortelknolletjesbacterien in de grond aanwezig zijn, moet het zaad van vlinderbloemige gewassen vóór de uitzaai worden geënt met deze bacteriën. Deze bacteriën worden gekweekt op het microbiol. laboratorium te Kampen, l.h.a. worden op de kleigronden, de zware-zavelgronden en de zwaarste lichte-zavelgronden zuivere akkerbouwbedrijven gesticht. Op de lichtste lichte-zavelgronden komen gemengde bedrijven met weinig grasland (⅙ en 2/6 van de bedrijfsoppervlakte) en ten slotte op de zandgronden en de veengronden gemengde bedrijven met veel grasland (3/6, 4/6 en 5/6 der bedrijfsoppervlakte). Voorts komt in de Wieringermeer enige tuinb. voor. Hetzelfde geldt voor de N.O.P., terwijl in deze polder bovendien een beperkte oppervlakte fruitt. wordt aangetroffen. Ten slotte worden de voor de landb. minst geschikte gronden (grove zandgronden, bonte complexen veengrond, keileem in bos gelegd. De voor de landb. bestemde zandgronden worden s zomers geïnfiltreerd met zoet ljselmeerwater, dat door inlaatsluizen in de polders wordt gelaten, door sloten naar de afzonderlijke kavels wordt gebracht en via de onder water staande drainbuizen naar de plantenwortels wordt geleid. Ook de veengronden worden geïnfiltreerd, ten einde te sterke indroging te voorkomen. Behoudens in een klein gedeelte met grotere kavels zijn de kavels in de Wieringermeer gewoonlijk 800 bij 250 m (20 ha). In de N.O.P. zijn zij 800 bij 300 m (24 ha); in O. Flevoland zullen zij waarschijnlijk 1000 bij 300 m worden (30 ha). De kavelafmetingen worden dus steeds groter. Deze vergroting wordt toelaatbaar geacht door de toenemende mechanisatie der landbouwbedrijven; zij is wenselijk, omdat de inrichtingskosten van de polders er lager door worden (minder wegen, tochten en sloten per ha). Langs de voorzijde van elke kavel loopt een weg en een wegsloot; aan deze zijde bevinden zich de pachterswoning en de bedrijfsgebouwen. Langs de beide lengtezijden lopen de kavelsloten, die 1,40 m diep zijn en 800 à 1000 in lang: hierin monden eerst de greppels en later de drains uit. De sloten monden op hun beurt uit in een tocht, die langs de achterzijde van de kavel loopt. Het peil in deze tocht is i.h.a. lager dan de slootbodem, zodat de sloten droog staan, wanneer ze niet afvoeren. Afgezien van de tuinbouwbedrijven is de gemiddelde bedrijfsgrootte in de Wieringermeer ca 32 ha (variatie van 8 tot 75 ha). In de N.O.P. is deze ca 24 ha (variatie van 3 à 4 ha voor een aantal tuinbouwbedrijven tot 48 ha voor landbouwbedrijven). Waarschijnlijk wordt de gemiddelde bedrijfsgrootte in O. Flevoland ongeveer gelijk aan die van de N.O.P.

Drie à vijf jaar na het droogvallen van een nieuwe polder kan de eerste verpachting plaatsvinden. Gewoonlijk is het aantal candidaten 20 à 30 maal zo groot als het aantal boerderijen, zodat een keuze uit hen moet worden gedaan. De candidaten moeten over een bepaald bedrag per ha aan geld kunnen beschikken (pachterskapitaal); dit geld mag ten dele afkomstig zijn van familie, andere particulieren of een boerenleenbank. Voorts moeten de candidaten gehuwd en 25 tot 55 jaar oud zijn. Bij de keuze van de pachters wordt vooral gelet op de vakbekwaamheid en op het feit, of van hen verwacht kan worden, dat zij bereid en in staat zullen zijn aan de organisatorische en maatschappelijke opbouw van de nieuwe poldergemeenschap mede te werken. Bij de keuze der pachters wordt er naar gestreefd, de in Ned. voorkomende godsdienstige richtingen naar evenredigheid vertegenwoordigd te krijgen.

Bepaalde groepen candidaten krijgen voorrang. Dit waren in de N.O.P. in de eerste plaats de z.g. pioniers (personen, die in de oorlog langer dan een bepaalde tijd in de polder hadden gewerkt). Voorts waren het boeren, afkomstig van Walcheren en andere overstroomde delen van Zeeland (het z.g. rampgebied). Ten slotte waren en zijn het slachtoffers van stadsuitbreiding en industrievestiging. Er gaan de laatste jaren stemmen op om een deel van de nieuwe grond te gebruiken voor de sanering van gebieden met een te kleine gemiddelde bedrijfsgrootte in de rest van Ned. De pachtprijs voor het land loopt naar de grondsoort uiteen van ongeveer f 100,- tot f210,- per ha.

Hierboven komt nog de huur voor de pachterswoning en een vergoeding voor de bedrijfsgebouwen. Het is tot dusver niet de bedoeling, dat de gronden worden verkocht aan particulieren. De wenselijkheid, een deel der gronden in erfpacht uit te geven, is in discussie. I.h.a. behoren de opbrengsten en de kwaliteit der in de IJselmeerpolders verbouwde gewassen tot de hoogste in Ned.

De betekenis van de uitvoering der Z. voor Ned. bestaat uit:

a. Vergroting van het landbouwareaal met ca 225.000 ha grond van i.h.a. uitstekende kwaliteit; deze oppervlakte komt overeen met 7% van de totale oppervlakte en met 10 % van de bebouwbare oppervlakte in Ned.;
b. vorming van een zoetwatermeer, bestaande uit het gedeelte van het IJselmeer, dat buiten de bedijkingen zal blijven;
c. kustverkorting, doordat de Afsluitdijk de dijken van de nieuwe polders en van het bestaande land tegen stormvloeden van zee uit beschermt;
d.verkorting van afstanden tussen het W. en Z. van Ned. enerzijds en het N. en O. anderzijds door de aanleg van wegen over de Afsluitdijk en in de nieuwe polders.
H. SMITS.

< >