wordt gevormd door de hersenen, het ruggemerg en de zenuwen. liet wordt verdeeld in het centrale z. (hersenen en ruggemerg), het periphere z. en het sympathische z. Onder het periphere z. vat men tezamen alle zenuwen, die zich vanuit het centrale z. naar alle onderdelen van het lichaam begeven en deze innerveren (door zenuwwerking beïnvloeden).
De hersenen bevinden zich in de schedelholte. Zij worden onderverdeeld in de grote en de kleine hersenen. De grote hersenen bestaan uit een Iinker- en een rechterhelft, de z.g. hemispheren. Zij hebben een uitwendige laag, de hersenschors, die grauw van kleur en een inwendig gedeelte, dat wit gekleurd is. Aan het achterste deel der grote hersenen en er onder begint het ruggemerg, dat in de aanvang het verlengde merg genoemd wordt. Achter de grote hersenen en boven het verlengde merg zijn de kleine hersenen gelegen.
Het verlengde merg gaat geleidelijk over in het eigenlijke ruggemerg, dat door het achterhoofdsgat van de schedel uit de schedelholte treedt. Het ligt over de gehele lengte van de wervelkolom in het door de wervels gevormde ruggemergskanaal. Met een paar onderbrekingen wordt het zeer geleidelijk dunner en splitst zich in het kruiswervelkanaal in een aantal zelfstandige zenuwen, die het achterstel en de staart innerveren. Even voor de plaats, waar het verlengde merg begint, bevindt zich onder de grote hersenen een klein, klierachtig lichaampje, het hersenaanhangsel (hypophysis cerebri), één der klieren met interne secretie.
Door hersenen en verlengde merg worden 12 paar zenuwen, z.g. hersenzenuwen, afgegeven. Het 11e paar neemt feitelijk zijn oorsprong uit het ruggemerg ter hoogte van de 7e halswervel, loopt dan langs het ruggemerg terug tot in de schedelholte en krijgt daar een versterkingstak van de 10e hersen- of kopzenuw en wordt hierom tot de hersenzenuwen gerekend. de hersenzenuwen innerveren voorn. de kop en zijn omgeving. De le, 2e, 8e en 9e zijn bijna uitsluitend zintuigzenuwen; het zijn de reuk-, gezicht-, gehoor- en smaakzenuwen. De 3e, 4e en 6e kopzenuw verzorgen de beweging van het oog. De 5e en de 7e innerveren de kopspieren, terwijl de 12e voorn. de beweging van de tong regelt. Van de beide overblijvende kopzenuwen innerveert de 11e vooral de halsspieren.
Een zeer belangrijke kopzenuw is de 10e, die langs de benedenzijde van de hals verloopt en achtereenvolgens het strottenhoofd, vooral de strotklep, hart en longen en de maag (waar hij eindigt) innerveert. Hij is voorn. gevoelszenuw, maar regelt ook de beweging en de klierwerking.
De periphere zenuwen worden door het ruggemerg uitgezonden; zij bestaan uit vezels, die het gevoel, de voeding en de beweging regelen. Bij elke wervel wordt rechts en links een zenuw afgegeven, die telkens door een gat de wervelkolom verlaat en zich in de musculatuur (spierstelsel) van romp en ledematen begeeft. Wij onderscheiden zo hals-, borst-, lenden-, kruis- en staartzenuwen. Door het laatste gedeelte van het halsmerg en het voorste gedeelte van het borstmerg worden een paar zware zenuwen afgegeven, die het voorbeen innerveren. Op deze plaats vertoont het ruggemerg een verdikking. De zenuwstam, die het achterbeen innerveert, wordt gevormd door een gedeelte der zenuwen, waarin het ruggemerg zich in het kruiswervelkanaal splitst.
Het sympathisch z. ontstaat uit een groot aantal zenuwknopen, die onder de hersenen en onder langs het gehele ruggemerg gelegen zijn. Deze zenuwknopen zijn onderling verbonden door een zenuwstreng, de sympathische zenuw. Overal in het lichaam zijn de sympathische zenuwdraden verbonden met periphere zenuwen en tevens met de door de 10e hersenzenuw afgegeven zenuwdraden. Het sympathisch z. innerveert de borst- en buikingewanden.
D. L. BAKKER.