zijn rechten, die men t.a.v. bepaalde zaken kan doen gelden, onverschillig wie de persoon is met wie men daarbij in aanraking komt. Eigendom is het voornaamste z. r.; ook bezit, erfpacht, opstal, beklemming, erfdienstbaarheid of servituut en hypotheek zijn z.r.
Daar deze rechten alleen door inschrijving op het hypotheekkantoor gevestigd of overgedragen kunnen worden, kan men zich op die kantoren steeds t.a.v. een bepaald stuk onroerend goed vergewissen van het al dan niet bestaan van z.r. De notaris behoort, bij koop of overdracht, na te gaan en te vermelden welke z. r. er op het goed drukken, omdat deze de nieuwe verkrijger evenzeer belasten. Hypotheek kan men teniet doen door de geldschuld af te lossen; een water-eigendom kan men, ingevolge de Visserijwet, van visrecht bevrijden : maar overigens kan de eigenaar zich van de beperkte z.r., op zijn goed drukkende, niet eenzijdig ontdoen.