is het ogenblik waarop men een bepaald gewas zaait. De z. wordt globaal bepaald door het winter- of zomerkarakter van een gewas (herfst- of voorjaarszaai) en door de verlangde kiemtemp. (vroege of late voorjaarszaai).
Bij de meer nauwkeurige afpassing van de z. gelden overwegingen als: het vrijkomen van het veld (door de oogst van het voorgewas), de bekwaamheid (geschiktheid) van de grond, de spreiding van de z. voor een goede arbeidsverdeling bij de oogst en de invloed, die de z. heeft op verschillende beschadigingen (het samenvallen van een gevoelig ontwikkelingsstadium van de plant met de tijd, dat de parasieten het talrijkst of de schadelijke invloeden, zoals vorst en droogte, het sterkst zijn).