Onbebouwd land, dat niet voor land-, tuin- of bosbouwdoeleinden wordt gebruikt. W.g. heeft i.h.a. wel een zekere gebruikswaarde, hetzij uit natuurwetenschappelijk, landschappelijk of recreatief oogpunt, hetzij als drinkwaterleiding-, jacht- of militair oefenterrein.
Vroeger waren de w. gronden van betekenis als schapenweide, als plaats waar plaggen konden worden gehaald e.d. Gronden, waarop rietwinning plaats vindt, rekent men ook tot de w. gronden.Bij de opname van de Ned. Bosstatistiek in 1939-1942 zijn de w. g. geïnventariseerd:
Heide en dgl. w.g 124.000 ha
(vooral in: Geld., N.Br., Dr., Ov.)
Duinen en zandverstuivingen 42.400 ha
(Friesl., N.H., Z.H.)
Veen-, moeras- en rietlanden 59.500 ha
(Dr., Ov.)
Totaal circa 226.000 ha
Op de w. zandgronden treft men heide aan, struikheide vaak mot jeneverbes op de hoge, dopheide en vele schijngrassen op de minder hoge tot lage gronden. Stuifzanden dragen geen begroeiing, soms slaat de den er aan.
In 1833 bedroeg de oppervlakte w.g. in Ned. ruim 900.000 ha. Hiertoe behoorden onvergraven hoogvenen, uitgestrekte heidevelden, wilde graslanden op lage zand- en veengronden enz. Onder invloed van de sterk toenemende bevolking greep de ontginning, mede door het gebruik van nieuwe hulpmiddelen (kunstmest!) snel om zich heen. In Drente liep de oppervlakte w.g. tussen 1833 en 1940 terug van 180.000 tot 41.000 ha, in N.Brab. van 181.000 tot 35.000 ha. Van de in 1950 resterende oppervlakte w.g. kan nog ca 40.000 ha voor ontginning tot cultuurgrond in aanmerking komen. De rest zal woest blijven wegens de ongunstige gesteldheid van de grond en/of wegens bestemming tot ontspanningsterrein, natuurmonument, militair oefenterrein, drinkwaterwinplaats e.d.
Een niet onbelangrijk deel van de w.g. is tot bos ontgonnen. Bergen, woestijnen en tropische oerbossen vormen buiten Ned. de grote groep w.g. Ook treft men in dun bevolkte landen nog wel goede gronden bedekt met struikgewas of bos als woeste grond aan. Volgens de telling van 1950 waren er in België nog 85.018 ha w.g., vooral in de prov. Limburg, Antwerpen, Luik en Luxemburg. Van 1847 tot 1910 werden 52.000 ha in bouwland herschapen ofwel met bouwwerken bedekt; 71.000 ha werden bebost. In 1846 had België nog 290.000 ha w.g., in 1880 nog 232.000 ha, die in 1895 tot 169.000 ha waren geslonken.