heeft tot doel de weg door luwte en schaduw aangenamer te maken voor de gebruiker en om de weg een rol te doen spelen in het omgevende landschap. De zorg voor de w. berust gewoonlijk bij openbare lichamen: Rijk, provincie, waterschap, gemeente enz.
Tot voor 20 jaar werd vrijwel uitsluitend laanbeplanting toegepast, thans wordt sterker rekening gehouden met de structuur van het omgevende landschap, dat door doorgaande boomrijen te sterk kan worden verkleind. Terwijl een juist aangelegde w. de verkeersveiligheid verhoogt, ziet men vaak onjuiste beplantingen (te dicht op te smalle wegen, te dicht op de rijstrook, wegnemen van uitzicht in bochten) die het verkeer bemoeilijken. Bij aanleg van w. verdient het aanbeveling, zo mogelijk de te beplanten bermen vol te bewerken of althans ruime plantgaten te maken (1 x 1 X 0,75 m) en op open terreinen de bomen te steunen met één of twee boompalen. Bij de keuze der houtsoorten moet men zich niet alleen laten leiden door de kwaliteit van de grond en de expositie van het betreffende terrein, maar ook in het bijzonder aandacht schenken aan het landschap (b.v. geen naaldhout in polderland!).