(volksk.) Als tijdens de bouw van een huis de eigenaar of een vreemde het erf betreedt, dan veegt een van de arbeiders met een lap of met zijn zakdoek diens schoenen schoon. Zo ook bij het koolzaad dorsen op het land of bij het aardappelrooien.
Natuurlijk is het om een tractatie te doen. Men kent het gebruik door heel Ned. In Zundert is het al heel duidelijk:Ik veeg U de voel,
t ls niet om giften of gaven,
Maar om t keeltje te laven.
In Groningen is men dichterlijker:
Gij zijt de zoon van t hof,
Uw voeten zijn vol stof;
Ik ben er toe genegen,
Uw voeten af te vegen;
Gij zijt de wijnstok,
Wij zijn de ranken,
Als gij ons wat geeft,
Zullen wij bedanken.
Dit spreukje nooit in dialect; het hoog Hollands klinkt veel mooier.