Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Vleesproductie

betekenis & definitie

De v. vormt een zeer belangrijk deel van de agrarische productie. De invoer van vlees en vleeswaren betekent in Ned. maar betrekkelijk weinig (ca 10% van de totale productie) terwijl anderzijds de export, vooral van varkensvlees (in diverse vormen), aanzienlijk is.

Een verbruik per hoofd van de bevolking van 41 kg, een verbruik dat zeker niet hoog genoemd kan worden. Deze 41 kg heeft voor ca de helft uit varkens- en voor ca de helft uit rundvlees bestaan. De hoeveelheden geconsumeerd paarden- en schapenvlees spelen slechts een ondergeschikte rol. Speciaal schapenvlees eet de Ned. weinig; het geproduceerde schapenvlees (met inbegrip van lamsvlees) wordt bijna in zijn geheel geëxporteerd. Veel belangrijker zijn echter de hoeveelheden uitgevoerde bacon (voorn. naar Gr. Britt. . die in 1956 ruim 41.500 t beliepen.

Ook vleeswaren worden veel uitgevoerd (in 1956 bijna 60.000t, waarvan ⅓ naar Ver. St.).

Voor deze v. werden in 1956 in Ned. geslacht: 603.000 runderen, 176.000 gras- en vette kalveren, 569.000 nuchtere kalveren, 3.9 mill. varkens (waarvan 761.000 baconvarkens), 200.000 schapen en 38.000 paarden.

< >