wikke, is een plantengesl. van de fam. der Papilionaceae, waartoe behalve de verschillende soorten wikken ook de tuin- of veldboon (z.o.) behoort. Het zijn planten met even-geveerde bladeren, waarvan de bladsteel meestal in een rank uitloopt.
De okselstandige bloemen staan bij de meeste F.-soorten in trossen, die weinig- tot meerbloemig kunnen zijn, kort of langgesteeld; bij enkele soorten staan de bloemen alléén of in paren op korte stelen.Naast verschillende in het wild groeiende V. komen ook cultuurvormen voor, die zowel voor het zaad als ook voor groenvoeder en groenbemesting geteeld worden. Het zaad van sommige soorten wordt voor menselijke consumptie benut, van andere echter alleen als dierlijk voedsel, omdat het voor de mens iets te bitter smaakt.
Voor veldbonen, wierbonen, paardebonen en duivebonen, z. Boon. Tot de wikken in engere zin behoren de V.sativa L., de gewone voederwikke of Gelderse wikke, een 1 -jarige, niet winterharde, matig behaardeplant, die als groenvoeder- of groenbemestingsgewas geteeld wordt. de naverwante V. sativa L. var. angustifolia GAUD., de smalbladige wikke, is een veel verspreid onkruid, vooral in Rush en
O.Eur. Het wordt bij het reinigen van het zaad van granen uitgeschoond (trieurwikken) en vroeger niet zelden onder de naam Russische of Roemeense zaadwikken in de handel gebracht. Als wintergroenvoedergewas (uitzaai in de herfst gemengd met rogge ab steunplant, geoogst in Mei) wordt ook de winterharde V. villosa ROTH, de zachte, ruige of zandwikke verbouwd; dit is een forse, sterk behaarde, zeer productieve wikkesoort. De Hongaarse wikke, V.pannonica CRANTZ , is eveneens winterhard maar minder productief dan de zandwikke. Als onkruid komen verder in Ned. nog de volgende V.-soorten voor: de V.sepium L., de heggewikke, een overblijvende plant met kruipende wortelstok en kale of weinig behaarde stengel en bladeren; de V. tetrasperma SCHREB., vierzaadwikke, waarvan de peul meest vierzadig is; de V.hirsuta S.F.GRAY, ringelwikke en de V.cracca L., vogelwikke, met zacht behaarde stengel. Deze laatste, die overblijvend is, is de enige van de wilde soorten, die nogal massa levert en daardoor misschien voor veredeling in aanmerking zou kunnen komen. Het zaad is echter zeer hardschalig en bovendien levert de plant weinig zaad, dat ongelijk rijpt en gemakkelijk uitvalt (z. verder Wikke).